10/02/2021: Advies voortzetting werkzaamheden Platform Gehandicapten Eindhoven
Inleiding
In september 2020 heeft de stichting Platform Gehandicaptenbeleid Eindhoven (PGE) een brandbrief geschreven naar wethouder Renate Richters. De stichting gaf daarin aan dat zij haar werkzaamheden om verschillende redenen niet meer naar behoren kan uitvoeren. In het overleg hierover met ambtenaren, die betrokken waren in het overleg met het PGE over toegankelijkheidsvraagstukken, is naar voren gekomen dat de gemeente Eindhoven het PGE ziet als ervaringsdeskundige inzet met professionele ondersteuning. Zij weten wat er in de doelgroep mensen met een fysieke beperking speelt; velen vanuit kennis en ervaring. Zij signaleren ontwikkelingen en zijn externe trekker op het thema van toegankelijkheid; enerzijds openbare ruimte, mobiliteit en vervoer en anderzijds de toegankelijkheid van gebouwen en evenementen.
Voortzetting werkzaamheden
De gemeente gaf in het overleg aan grote waarde te hechten aan de inzet van de ervaringsdeskundigen van het PGE. Zij worden ingezet alvorens beleid wordt uitgevoerd en ook bij de evaluatie van dit beleid. Men wil deze ervaringsdeskundigheid niet verliezen en doorgaan met deze inzet op basis van een zogenaamde "light" versie. In ambtelijk overleg met leden van het PGE kwam men overeen om de structuur van het PGE om te zetten in een klankbordgroep van vrijwilligers. Het PGE zoals het was houdt op te bestaan, officieel per 1 maart 2021. De professionele ondersteuner, die de werkzaamheden nu coördineert en aanstuurt, stopt m.i.v. begin februari en de nog actieve vrijwilligers moeten deze werkzaamheden zelf verder oppakken.
Coördinatie van werkzaamheden
De klankbordgroep heeft geen formele status en dus ook geen bestuur. Het is vooralsnog nu niet duidelijk hoe e.e.a. verder vorm gaat krijgen. Bij een inventarisatie voert het PGE nu een twintigtal zaken uit ten behoeve van de gemeente Eindhoven. Die in zwaarte van inzet verschillen. Zie de bijlage. Het PGE heeft bij haar werkzaamheden alleen te maken met de verantwoordelijke ambtenaren uit het Ruimtelijk Domein van de gemeente Eindhoven. Daar worden de zaken met hen besproken. Om de beoogde klankbordgroep bij elkaar te houden is het dan ook van het grootste belang om een vast contactpersoon vanuit het ruimtelijk domein van de gemeente te benoemen. Deze contactpersoon zou bij de opstart de ruimte moeten krijgen de coördinatie en sturing van de werkzaamheden ter hand te nemen. Gedacht wordt dat bij de opstart dit 10 uur in de week moet zijn. Hierna kan gekeken worden naar het op- of afschalen van deze inzet. Vanuit de praktijk (na de doorstart) zal blijken wat er precies nodig is om de klankbordgroep te kunnen laten functioneren.
Wij hebben vernomen dat de gemeente bij de opstart niemand wil benoemen die deze coördinatie verder ter hand gaat nemen; er is alleen sprake van overleg met ambtenaren bij de opstart. Er wordt dus geen geld vrijgemaakt voor ondersteuning en aansturing vanuit het Ruimtelijk Domein. Tevens bleek dat er binnen de groep vrijwilligers hierover onvrede is ontstaan.
Zorgen van de adviesraad
Wij maken ons ernstige zorgen dat gebrek aan inzet vanuit de gemeente uiteindelijk zal leiden tot het wegvallen van de inbreng van ervaringsdeskundigheid van de voormalige PGE-leden. Dat kan en mag niet in de ondersteuning die de gemeente Eindhoven in het kader van het VN-verdrag voor mensen met een fysieke beperking dient te verlenen. Voor zover wij het kunnen overzien denken wij dat het Sociaal Domein bij de gemeente geld bespaart € 119.000 met de opheffing van de stichting PGE en dat het Fysiek Domein vooralsnog hiervan geen deel ontvangt om de werkzaamheden voort te zetten. Van belang is hierbij dat de betrokken wethouders bij dit dossier (Y. Torunoglu en R. Richters) tot overeenstemming komen over de gewenste voortzetting van de werkzaamheden. Bijgevoegd treft u een bijlage aan met daarin opgenomen taken/taken ter prioritering t.b.v. de klankbordgroep
Advies
Wij stellen voor:
- dat het college deze kwestie serieus oppakt en er voor zorgdraagt dat de continuïteit van de activiteiten gewaarborgd is;
- dat vanaf de doorstart in maart 2021 voor ten minste 10 uur in de week een ambtenaar uit het Ruimtelijk Domein wordt aangewezen, die de taak krijgt om de werkzaamheden van de beoogde klankbordgroep te coördineren en tevens aanspreekpunt is voor de vrijwilligers uit deze groep.
10 februari 2021
Cliëntenraad Sociaal Domein
Bijlagen:
A. Klankbordgroep Openbare Ruimte/Mobiliteit/Vervoer
Klankbordgroep: "binnenschil"+ "buitenschil van ex. Vrijwilligers PGE
Te bespreken activiteiten en in samenspraak prioritering aangeven:
- Handboek gemeente Eindhoven
- Jaarlijkse Monitoring Projecten-Herinrichtingen
- 1 x per 2 jaar TGH-Workshop (samen met werkgroep TGH gebouwen)
- Deelname Centraal Verkeersoverleg (CVO)/ voorbereiding CVO
- Deelname Consumentenplatform Taxbus
- Deelname Werkgroep Zuid-Oost Reizigersoverleg Brabant
- Jaarlijkse actie "Houd de lijn Vrij"
- Toetsen Bushaltes
- Deelname stedelijke "Klankbordgroepen" + Bijeenkomsten b.v. Omgevingsvisie
- Doorgang huidig gemeentelijk Toegankelijkheidsoverleg
- Onderzoeksvragen van studenten Fontys/TUE etc.
- Opfriscursussen "vaardigheid Scootmobiel" komen te vervallen.
- Ondersteuning en aansturing bij planning activiteiten/ toetsen en advisering TGH/ deelname bijeenkomsten van o.a. externe organisaties door ondersteuner komen te vervallen
- Afgifte "Mobidickaarten PGE " (zo'n 800 stuks per jaar) bij loket Gehandicaptenparkeerkaarten Inwonersplein
B. Klakbordgroep TGH Gebouwen/Evenementen
Klankbordgroep: "binnenschil"+ "buitenschil" ex- vrijwilligers PGE
Te bespreken activiteiten en in samenspraak prioritering aangeven:
- Huidige website eindhoven-toegankelijk.nl
- Toetsen horeca/winkels t.b.v. website eindhoven-toegankelijk.nl.
- Jaarlijkse Actie in de Week van de TGH
- Toegankelijkheid + belang van het aantal Toegankelijke Toiletten in de stad
- Onderzoeksvragen studenten Fontys/TUe etc. ;
- Evenementen: overleg met Marieke Berkvens (Eindhoven 247/E247)
- Ondersteuning en aansturing bij planning activiteiten/ toetsen en advisering TGH/ deelname bijeenkomsten van o.a. externe organisaties door ondersteuner komen te vervallen
16/03/2021: Advies over verbetering dienstverlening Werk en Inkomen
Inleiding
Aan de cliëntenraad is advies gevraagd over de commissienotitie “Verbetering dienstverlening Werk en Inkomen”. De CRSD is betrokken geweest bij het totstandkomingsproces van twee onderliggende notities en heeft daarbij waardevolle input geleverd.
Proces
Op 30 maart zal de wethouder de commissie informeren. Daarna zal de wethouder ons advies schriftelijk beantwoorden. De input van die avond en het advies van de CRSD zal worden meegenomen in de verdere uitwerking en implementatie die in het 3de en 4de kwartaal zal plaatsvinden. De verwachting is dat de nieuwe werkwijze met ingang van 2022 operationeel is.
Uitgangspunt
De notitie neemt als uitgangspunt dat iedere inwoner van Eindhoven de kans verdient om mee te doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Daarom heeft de gemeente de ambitie om zoveel mogelijk mensen uit de bijstand en aan een baan te helpen. Wil dit proces goed verlopen dan moet de dienstverlening op orde zijn en moet maatwerk mogelijk zijn. Hierbij wordt met name gewezen op de wet- en regelgeving die vaak leidt tot strakke procedures en regels en soms de menselijke maat uit het oog wordt verloren.
Knelpunten
Uit gesprekken met en een enquête onder bijstandsgerechtigheden en overleg en advies van de CRSD is tot op heden de volgende samenvattende input gegeven:
- zorg voor één duidelijk aanspreekpunt voor de client;
- zorg voor korte doorlooptijden;
- maak de regelingen begrijpelijk voor eenieder;
- zorg voor een goede overgangsregelingen: van uitkering naar arbeid, van arbeid naar uitkering en van uitkering (WW) naar uitkering (Bijstand).
Verbetervoorstellen
Mede op basis van deze knelpunten worden onder meer de volgende verbetervoorstellen gedaan:
- een meer klantvriendelijke methode om een aanvraag te beoordelen;
- training van gemeentelijk medewerkers;
- het oprichten van een klantenpanel;
- betere informatievoorziening;
- vereenvoudiging van het aanvraagproces;
- het introduceren van een uitstroompremie;
- het aanbieden van een nazorggesprek.
Omdat klantvriendelijkheid niet alleen te realiseren is met het verbeteren van regels maar ook met bejegening te maken heeft, worden een zevental uitgangspunten geformuleerd dat richting geeft aan de gewenste communicatie.
Overwegingen
Wij hebben de volgende opmerkingen/vragen bij deze commissienotitie:
- Wij zijn benieuwd naar de uitwerking en met name naar de (fiscale) voorwaarden, van de uitstroompremie van € 1.500.
- Wij juichen het instellen van een klantpanel toe alsmede het houden van een enquête en zien dit als een uitbreiding van de mogelijkheden om meer te komen tot klantvriendelijk werken.
- Enkele leden van de cliëntenraad die een bijstandsuitkering hebben zouden graag vanuit de werkgroep Participatie en armoede van de CRSD deelnemen aan zo’n panel.
- Wij vragen nadrukkelijk aandacht voor laaggeletterden en anderstaligen voor wie regelingen vaak moeilijk te begrijpen zijn.
- Wij vragen ons af of het cliëntdossier voor de client zelf ter inzage is.
- De dochter, die in de bijstand zat en boodschappen kreeg van haar moeder, werd gekort op haar uitkering (NOS journaal), elkaar helpen in de sociale basis wordt zo wel moeilijk gemaakt.
- Giften tot € 1.200 zouden volgens jurisprudentie mogelijk zijn, wij vragen om duidelijkheid hierover.
Advies
Wij adviseren positief over deze commissienotitie en we hebben onze opmerkingen en openstaande vragen hierboven geformuleerd.
De Cliëntenraad, 16 maart 2021
28/04/2021: Advies over strategische koers en (meerjaren) begroting 2022 (e.v.) Ergon
Aan ons is gevraagd om een advies uit te brengen over de strategische koers, begroting 2022 en meerjarenbegroting 2023 – 2026 van de Ergon.
Inleiding
Eind 2020 heeft de CRSD een gesprek gehad met mevrouw Y. van Mierlo, de directeur van de Ergon, om haar (ter oriëntatie) te horen om de toekomst van de sociale werkvoorziening. Ter voorbereiding op het CRSD-advies heeft onze werkgroep P&A (Participatie en Arbeid) daartoe in haar vergadering op 23 maart een toelichting gekregen van beleidsmedewerker Lavina de Ruijter. Vervolgens heeft de werkgroep P&A alle benodigde stukken ontvangen en deze in haar vergadering van 6 april besproken met beleidsmedewerkers Joris Vogel en Lavina de Ruijter.
Het betrof de volgende stukken:
- Concept raadsvoorstel strategische Koers, ontwerpbegroting 2022 en meerjarenbegroting GRWRE 2023 – 2026;
- Strategische Koers van de Ergon;
- Werk voor iedereen, ontwerpbegroting 2022 en meerjarenbegroting 2023 -2026;
- Advies ondernemingsraad van de Ergon;
- Reactie van de directeur van de Ergon op dat advies.
Tot slot vond op 21 april een raadsinformatieavond plaats over de meerjarenbegroting van de Ergon. Ook hier namen enkele leden van de werkgroep P&A aan deel. Als afronding hebben wij in onze CRSD-vergadering van 27 april het concept-advies van de werkgroep definitief vastgesteld.
Eerder uitgebracht advies
Zowel in 2019 als in 2020 hebben wij over de begroting van de Ergon geadviseerd. Naast ons advies over de betreffende begrotingen hebben wij destijds ook geadviseerd over de inhoudelijk uitgangspunten en werkwijzen. Deze inhoudelijke adviezen zijn wat ons betreft nog steeds actueel.
Inhoudelijk startpunt
Het inhoudelijke startpunt van de gemeente onderschrijven wij: werk is voor iedereen belangrijk. Inwoners willen zich graag ontwikkelen en ontplooien en willen zelfstandig zijn. We moeten werken aan een inclusieve samenleving waarin eenieder kansen heeft zich te ontplooien. Daarom vinden is het belangrijk dat zoveel mogelijk inwoners kunnen meedoen, liefst via betaald werk. Dat geldt voor álle inwoners. Een aantal mensen heeft daarbij tijdelijke of permanente ondersteuning nodig. Dat geldt óók voor de mensen die een lage productiviteit (in jargon: loonwaarde) hebben of afhankelijk zijn van intensieve begeleiding op de werkplek. De gemeente blijft ook in de nieuwe koers de brede doelgroep bedienen. Dus alle mensen met een loonwaarde tussen 30 en 80% worden dezelfde kans op werk geboden. Ook worden de doelgroep niet beperkt en worden participatiewet-banen ook aangeboden aan bijvoorbeeld jongeren die van het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs komen.
Financiële problemen
Als gevolg echter van rijkbezuinigingen komt het budget voor sociale werkvoorziening sterk onder druk te staan. Het voorliggende raadsvoorstel heeft als kernvraag hoe om te gaan met deze dreigende exploitatietekorten. Als er geen maatregelen genomen zouden worden, zou het tekort oplopen tot ruim € 9 miljoen.
De plannen voorzien in de volgende maatregelen. Een deel van de tekorten wordt opgevangen door structurele interne bezuinigingen (“lucht uit de begroting”) bij de Ergon. Daarnaast zal vanaf 2022 de rijksoverheid de budgetten anders verdelen, wat voor onze regio in het voordeel zal zijn. De gemeente Eindhoven zal structureel € 2,4 miljoen bijdragen in de tekorten en de overschotten van 2022 tot en met 2024 vullen verder de tekorten aan van 2025 en 2026.
Hiermee is een dekkend meerjarenperspectief 2022 -2026 gegeven. Daar zijn we natuurlijk blij mee. Te meer daar de gemeente Eindhoven bereid is om uit eigen begroting fors structureel bij te leggen bij deze voor ons belangrijke sociale werkvoorziening.
Overwegingen
Wat ons wel zorgen baart is dat in de verdere toekomst er feitelijk een fragiel financieel bouwwerk staat. Tot en met 2026 zijn de begrotingen weliswaar sluitend maar in de jaren na 2026 ontstaan er weer voorzienbare tekorten die dan niet meer gedekt kunnen worden uit overschotten van de jaren ervoor. Ook het rijksbeleid in dezen is een onzekere factor. Voor dit moment is het geregeld en in 2023 zal de gemeente opnieuw met alle partners om de tafel gaan om de situatie alsdan te beoordelen.
Advies
Wij stemmen in met de uitgangspunten en strategische keuzen. Wij zijn blij dat er een sluitende (meerjaren) begroting ligt en dat dit voor het personeel de eerste jaren rust zal geven. In navolging van de ondernemingsraad van de Ergon geven ook wij een positief advies over de strategische koers, de ontwerpbegroting 2022 en de meerjarenbegroting GRWRE Ergon 2023 – 2026.
De Cliëntenraad, 28 april 2021
01/06/2021: Advies over de subsidiegids 2022
Onlangs is de nieuwe subsidiegids 2022 gereed gekomen. Hierbij geven wij advies over de daarin vermelde termijnen van het subsidietraject. De huidige procesgang is als volgt:
- Ieder jaar ontvangen instellingen in de maand juni de subsidiegids.
- De subsidieaanvraag moet voor 1 oktober zijn ingediend.
- Half december ontvangt men een beschikking.
Wij constateren dat de helft van de instellingen een jaarlijks contract krijgt en dat zij ieder jaar in een zeer onzekere periode zitten omdat zij pas vlak voor het eind van het jaar uitsluitsel krijgen.
Wij vinden dit geen goede gang van zaken en hebben daarom op ambtelijk niveau voorgesteld:
- De gids toesturen voor 1 april,
- De aanvraag inleveren voor 1 juni,
- En het besluit nemen voor 1 augustus.
Ten aanzien van de vormgeving stelden wij vast dat de tekst in ambtelijke taal was opgesteld en daardoor voor lager geschoolden minder toegankelijk was en dit afschrikt voor met name de kleinere initiatieven in de stad. Wij stelden derhalve voor om zo eenvoudig mogelijk taalgebruik te hanteren zodat de gids maximaal toegankelijk wordt.
Wij hebben bovenstaande opmerkingen tijdens een ambtelijke overleg meegegeven. Door hen is aangegeven dat de nieuwe gids inmiddels in veel meer toegankelijke taal en vorm is opgesteld maar dat door ons voorgestelde procestermijnen niet haalbaar zijn. Dit heeft te maken met de inleverperiode van de jaarrekeningen in mei en met de vaststelling door de gemeenteraad van de begroting in november. Probleem zal op den duur worden opgelost als alle instellingen over een meerjaren-subsidie kunnen beschikken, maar zover is het nog niet.
Rekening houdend met de ambtelijke bezwaren over de door ons voorgestelde aanvankelijke procesgang luidt ons (bijgestelde) advies over het subsidieproces als volgt:
- Gids toesturen voor 1 juni en aanvraag indienen voor 1 augustus.
- Voorlopig besluit nemen voor 1 oktober, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting door de gemeenteraad in november.
- Definitief besluit nemen voor 1 december op basis raadsbesluit over de begroting.
Bovengenoemd traject staan wij niet alleen voor ten aanzien van de subsidiemogelijkheden in de subsidiegids, maar zou wat ons betreft voor alle subsidietrajecten moeten gelden.
Wij zijn graag bereid om ons voorstel desgewenst nader toe te lichten.
De cliëntenraad, 1 juni 2021
15/06/2021: Advies over het herijkte “Stadsplan basisvaardigheden 2019-2023”
Inleiding
De CRSD is gevraagd advies uit te brengen over het herijkte Stadsplan basisvaardigheden 2019 – 2023. Dit geactualiseerde stadsplan is gebaseerd op het Stadsplan Basisvaardigheden 2019 -2023 Eindhoven en het Regionaal Programma Integrale Aanpak Laaggeletterdheid 2020 - 2024.
De gemeente heeft de ambitie om met een integrale aanpak laaggeletterdheid de sociale basis te versterken en een verdere tweedeling in de maatschappij tegen te gaan. In dit Stadsplan zijn de gezamenlijke ambities van de kernpartners en bondgenoten geformuleerd én is vastgelegd op welke speerpunten we de komende drie jaar wordt ingezet. Het Stadsplan kwam tot stand in nauwe samenwerking met de drie bestaande kernpartners gemeente Eindhoven, de Bibliotheek Eindhoven, het Ster College en de nieuwe kernpartners WIJeindhoven en Maatje040.
Onderzoek heeft Eindhoven inzicht gegeven in de totale omvang van de groep laaggeletterden in de gemeente en ook een indicatie van de omvang van verschillende subdoelgroepen laaggeletterden. Dit bood de gemeente handvatten bij het maken van beleidskeuzes voor specifieke (sub)groepen laaggeletterden en de cursus- of trajecttypen die hier het beste bij passen. Dit is gebruikt om het Stadsplan Basisvaardigheden uit 2019 aan te scherpen en de juiste focus aan te brengen, passend bij de populatie van Eindhoven.
Doelgroep
In Eindhoven is 7% van de inwoners tussen de 16 en 65 jaar laaggeletterd. De aanpak laaggeletterdheid reikt verder en richt zich ook op inwoners met lage basisvaardigheden. Onder basisvaardigheden wordt verstaan: taal-, reken- en digitale vaardigheden. Onder taal wordt verstaan Nederlands als moedertaal (NT1) en Nederlands als tweede taal (NT2). Met voldoende beheersing van de basisvaardigheden kan een volwassene zich zelfstandig redden in de maatschappij en is deze persoon zelfredzaam .
In 2019 is in het toenmalige Stadsplan de gezamenlijke ambitie geformuleerd om jaarlijks tenminste 1.700 laaggeletterde inwoners van Eindhoven te bereiken. In het nieuwe stadsplan wordt de ambitie uitgesproken om jaarlijks 10% meer laaggeletterde inwoners te bereiken.
Uit de doelgroepanalyse blijkt dat de grootste doelgroep laaggeletterden in Eindhoven migranten (30+) met partner en kinderen zijn. Het landelijk gemiddelde ligt op 31%; in Eindhoven vertegenwoordigt deze groep 43%.
Aanpak en aanbod
Laaggeletterdheid wordt ook gezien als een generatieprobleem. Kinderen die opgroeien in taalarme gezinnen lopen een groot risico op laaggeletterdheid. Scholen en voor- en vroegschoolse educatie kunnen niet alleen achterstanden voorkomen. Het taalaanbod thuis in de eerste levensjaren van een kind is cruciaal voor de verdere taalontwikkeling. Het is, zo stelt de gemeente, daarom van groot belang dat ouders betrokken zijn bij de taalontwikkeling van hun kind. Met een gezinsaanpak kan deze cyclus van laaggeletterdheid worden doorbroken. Deze aanpak helpt ouders zowel bij het ondersteunen van de taalontwikkeling van hun kinderen als het verbeteren van hun eigen basisvaardigheden.
Uit onderzoek blijkt dat voorlezen één van de meest effectieve manieren is waarmee ouders de taalontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren. Voorlezen heeft een cumulatief effect op de taalontwikkeling. Het heeft daardoor niet alleen een positief effect op hun schoolcarrière op de basisschool, maar ook nog in het voortgezet onderwijs en hun verdere schoolcarrière.
In de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) wordt formele educatie omschreven als educatie die wordt afgesloten met een diploma dat erkend is en gebaseerd is op de standaarden en eindtermen volwasseneneducatie. Formele educatie staat onder toezicht van de onderwijsinspectie. De non-formele educatie type 1 betreft educatie waarbij de trajecten niet worden afgesloten met een diploma dat erkend wordt door het ministerie van OCW. De aanbieder van non-formele educatie kan alsnog wel een diploma en/of certificaat uitgeven ter afronding van het traject. In plaats van de onderwijsinspectie, ziet de gemeente toe op de kwaliteit van dit type educatieaanbod. De non-formeel educatie type 2 betreft lokale initiateven (zoals taalhuizen, taalpunten en taalcafés) die op grond van subsidieverstrekkingen algemeen toegankelijk zijn voor alle inwoners die hier behoefte aan hebben. Die partijen zetten zich met vrijwilligers in om laaggeletterdheid in de stad te verkleinen.
De gemeente is voornemens het bestaande aanbod zichtbaar te maken op een overzichtelijke website met een duidelijke naam voor de hele regio. Een toegankelijke website waarop inwoners, vrijwilligers en professionals snel de mogelijkheden zien.
Resultaat
Ten aanzien van het beoogde resultaat wil men niet alleen weten hoeveel inwoners men bereikt heeft, maar vooral wat de impact van de trajecten op het gebied van basisvaardigheden op de levens van de cursisten heeft. Om dit te achterhalen is men aan de slag gegaan met een impactmeting waarbij men wil zien of deelnemers een betere plek op de arbeidsmark of in de samenleving hebben gekregen en welke trede deelnemers op de participatieladder hebben.
Reactie CRSD
Wij hebben twee maal uitvoerige presentatie gehad van de betreffende beleidsmedewerkers die ons op een goede wijze hebben meegenomen in het proces van totstandkoming van de nota. Ook hebben zij uitvoerig op onze schriftelijk vragen geantwoord.
Wij kunnen ons goed vinden in de (verhoogde) ambities op dit terrein van de gemeente Eindhoven. Er is een zeer divers aanbod, voor een diverse doelgroepen en aangeboden door tal van organisaties. Het lijkt ons een goed idee van de gemeente om in een te realiseren website dit alles op eenvoudige wijze inzichtelijk/toegankelijk te maken. Het had voor de leesbaarheid van de nota ook prettig geweest als er eenvoudige overzichten/stroomschema’s hadden in gestaan.
Wat ons zorgen baart:
- De wachtlijsten die er zijn bij het WEB-aanbod (pag. 21);
- De grote gaten die er nog zijn in de begroting van 2022 e.v.: ongeveer € 1.000.000 bij versterking sociale basis en € 400.000 bij pedagogische ondersteuning ouders (pag. 22);
- Migranten vormen de grootste groep laaggeletterden (pag. 6) met name in Eindhoven, maar worden niet als prioritair genoemd;
- Als thuisprogramma’s voor de kleinste kinderen zo belangrijk zijn voor stimuleren van een taalrijk milieu (wordt uitsluitend door vrijwilligers gedaan) dan is de vraag of zich dat ook herkenbaar is in de omvang van het bedrag hiervoor in de begroting;
- Taalstimulering/alfabetisering wordt wetenschappelijk wereldwijd als goede activiteit gezien, waarom dan toch nog op Eindhovens niveau het nut aantonen;
- Bij de te meten resultaten van activiteiten wordt gefocust op sociaal-economische resultaten (die weer sterk van de economie afhangen) terwijl sociaal-culturele resultaten wellicht belangrijker zijn;
- Effecten van taalverrijking laten zich wellicht pas op veel latere termijn zien, hoe ga je dit dan meten?
- Op de kwaliteit van het WEB-aanbod wordt de inspectie toegezien, op de kwaliteit van een deel van het informele aanbod wordt door de gemeente toegezien, maar op een groot deel van het overig informeel aanbod is geen enkel toezicht op de kwaliteit.
Wij zijn graag bereid om ons voorstel desgewenst nader toe te lichten.
De cliëntenraad, 15 juni 2021
29/06/2021: Advies over Inkoopplan Multi
Inleiding
Het gaat landelijk nog niet goed met de jeugdhulp: gemeenten komen financiën te kort en de beoogde transformatie is nog niet echt gevorderd. Door het stijgende gebruik van specialistische zorg in combinatie met de gestegen kosten wordt de noodzaak tot het nemen van maatregelen steeds urgenter. Talloze rapporten zijn hierover afgelopen jaar verschenen. Deze rapporten gaan onder andere over de volgende vragen:
- Hoe het komt dat de aanvankelijke verwachtingen van de Jeugdwet (nog) niet zijn uitgekomen: effectievere en efficiëntere hulpverlening?
- Welke rijksmaatregelen zijn nodig om gemeenten te ondersteunen bij hun wettelijk opgelegde taakstelling: bestuurlijk, inhoudelijk en financieel?
- Wat kunnen gemeenten zelf doen om de jeugdhulp inhoudelijk te verbeteren (effectief) en om de jeugdhulp beter te organiseren en daarmee kosten te beperken (efficiënt)?
Financiering
Uit het AEF-rapport (Stelsel in Groei, 2020) blijkt dat sinds de decentralisatie de totale kosten voor jeugdzorg zijn toegenomen en dat gemeenten een groot structureel tekort op hun jeugdzorg hebben. Bij het beschouwen van de tekorten is het, zo wordt gesteld, belangrijk om in gedachten te houden dat het stelsel slechts zes jaar oud is, terwijl de transitie naar verwachting ongeveer tien jaar nodig heeft om zich te vormen en stabiliseren. Om het tekort daadwerkelijk te verminderen, dienen de knelpunten die de beheersbaarheid van jeugdzorgkosten beperken, te worden aangepakt: te groot aantal aanbieders, gebrek aan zicht op kwaliteit, gebrek aan kennis over effectieve interventies, veel instroom en beperkte uitstroom.
Onderzoek naar inkooppraktijken
In het onderzoeksrapport van PPRC (Monitor gemeentelijke zorginkoop, 2020) worden de meest recente tendensen weergegeven op het terrein van inkoop. De inkoopsystematiek die we thans kennen als open house deed in 2015 zijn intrede. In dit open contractsysteem krijgt elke zorgaanbieder die aan de kwaliteitseisen en voorwaarden voldoet een raamovereenkomst waarin wél alle voorwaarden vastliggen, maar zonder garanties voor omzet. Er is een beweging ‘terug’ naar meer gesloten systemen aan de gang en men stapt over naar een gedifferentieerd inkoopmodel met een beperkt aantal aanbieders. De beweging is nu nog bescheiden, maar sluit aan op geluiden die al langer klinken. Het lijkt erop dat de inkooppraktijken van voor de decentralisaties weer langzaam terugkeren, ook subsidiëring is daarbij weer aan de orde.
Hulp aan complexe gezinnen
Bij complexe problemen gaat het om kinderen met een combinatie van gedrags-, LVB-, psychische-, verslavingsproblematiek en/of eetstoornissen, vaak nog versterkt door psychische- of gezondheidsproblematiek van ouders, stress in het gezin en/of financiële problemen van het gezin. Het rapport van de Landelijke Jeugdinspectie e.a. (Samen verder, Kinderen en gezinnen met complexe problemen samen verder helpen, 2021) geeft ons inziens hele goede aanbevelingen voor hulp aan gezinnen met complexe problemen.
Er dient, zo stellen zij, sprake te zijn van een systemische en integrale aanpak. Beide aspecten ontbreken veelal. Bij complexe problemen hebben ouders en kinderen ondersteuning nodig bij het voeren van regie op de hulp die zij krijgen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen veel last hebben van wachtlijsten, wisselende hulpverleners en dat sommige hulp simpelweg niet beschikbaar is. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor een tekort aan pleeggezinnen, crisishulp, vervolghulp en jeugd-ggz. Ook is er is nog altijd een sterke neiging om (mentale) problemen bij kinderen en jongeren te medicaliseren, waardoor de individuele problemen los komen te staan van de gezinscontext of de maatschappelijke context.
Voorliggend collegevoorstel
Uit de presentaties over Mono/Multi en het voorliggend voorstel begrijpen wij dat de gemeente het volgende wil realiseren:
- Passend proces voor de jeugdige, het gezin, de volwassene en het huishouden;
- Differentiatie in de toegang op basis van doelgroep en ondersteuningsbehoefte;
- Expertise van de zorgaanbieder vooraan in het proces;
- Inhoudelijk gecoördineerde, flexibele en passende specialistische ondersteuning;
- Kijken naar het geheel in plaats van een onderdeel, focus op oorzaak in plaats van symptoom.
Het gaat om inwoners (jeugdigen, gezinnen én volwassenen) waarbij gecoördineerde inzet van specialistische ondersteuning noodzakelijk is. De inzet wordt door één verantwoordelijke partij verzorgd. Bij een aanmelding volgt een afweging over de hulpvraag:
- De gemeente (WIJeindhoven) bepaalt of een casus Multi is;
- Bij keuze voor Multi neemt gemeente het initiatief voor een casegesprek, waarbij de betrokken partijen worden uitgenodigd.
Vervolgens vindt er een gesprek plaats:
- In de driehoek gezin – gemeente - aanbieder en andere betrokkenen;
- Zowel ondersteuningsplan als zorgplan worden gezamenlijk opgesteld;
- Ondersteuningsplan betreft vragen, doelen en inzet vanuit sociale basis en algemene voorzieningen;
- Zorgplan betreft doelen en inzet vanuit specialistische ondersteuning;
- Er worden afspraken gemaakt over duur Multi;
- Hoe Multi-aanpak wordt ingezet bij lopende trajecten wordt nog uitgewerkt.
Over verantwoordelijkheden, regie en overzicht wordt het volgende vermeld:
- Gemeente/WIJeindhoven heeft regie op basiszorg en eerstelijnszorg;
- Gemeente heeft regie op de Multi-aanbieder (behalen van doelen, op- en afschalen) en de bevoegdheid om indicaties af te geven;
- Multi-aanbieder is verantwoordelijk voor de inzet, coördinatie en uitvoering van alle specialistische tweedelijns jeugdhulp;
- Gemeente/WIJeindhoven houdt het overzicht op het totaal (hoe gaat het met het gezin, in het netwerk, in de wijk, met andere leefdomeinen (armoede, onderwijs, huisvesting).
- Rollen, taken en verantwoordelijkheden (wat doet WIJ, SB, aanbieder) worden in gesprekken met de aanbieders en toegang gezamenlijk uitgewerkt.
Eerder advies van de CRSD van 2019
Reeds eerder hebben wij over het Mono/Multi-vraagstuk geadviseerd. In november 2019 brachten wij aan u een advies uit over het raadsvoorstel van oktober 2019 “Strategie opdrachtgeverschap en inkoop 2021 Jeugdwet en WMO”. Wij hadden ook toen vooral veel vragen over de beleidsvoornemens en de gemeente had weliswaar een globale richting bepaald, maar nog niet concreet uitgewerkt. Wij hadden een groot aantal vragen over: de positie van WIJeinhoven in het geheel, de wettelijke aansprakelijkheid, bij wie moet de ouder zijn bij klachten, hoe voorkom je dat een hoofdaanbieder een deskundige onderaanbieder niet inschakelt maar zelf het ontbrekende specialisme uitvoert zonder dat hier van kwaliteit sprake is en wat is de positie van de autonome verwijzers zoals huisarts en jeugdbescherming.
Overwegingen
Een van de belangrijkste redenen destijds om de jeugdzorg naar de gemeente over te hevelen was het gebrek aan regie bij complexe casussen. Iedere poging om meer regie aan te brengen bij complexe casussen juichen wij daarom als CRSD toe, ook de multi-aanpak die de gemeente momenteel voorstaat. Echter niet alle voorstellen daartoe lijken op voorhand hieraan een bijdrage te leveren of zijn omgeven met onduidelijkheden.
Op basis van de presentaties die wij over dit onderwerp gehad hebben, de literatuur wij tot ons hebben genomen en het uiteindelijk concept-collegedossier over mono-multi aanpak hebben wij de volgende zorgen, vragen en concrete aanbevelingen:
- In de teksten van de gemeente Eindhoven lijkt het erop alsof multi-probleemgezinnen zich plotseling als zodanig melden: eerst was er niets aan de hand maar nu zijn ze ineens multi-probleemgezin. Dat is natuurlijk niet waar; door langzame stapeling wordt het probleem steeds ingewikkelder. Als moeder al een tijd lang zich laat behandelen vanwege drankmisbruik (zorgverzekeraar) en vader trajecten volgt van de reclassering (rijksoverheid) is er nog geen enkel zicht bij de gemeente/WIJeindhoven op dit gezin. Als deze mensen kinderen krijgen en een oplettende jeugdarts/onderwijzer melding maakt van verwaarlozing gaat mogelijk het gemeentelijk traject starten. Als hier uiteindelijk een multi-aanpak wordt gestart gaan wij ervan uit dat de reeds aanwezig hulpverleners voor volwassenen de hulp voortzetten. Dat zou wat ons betreft ook gelden als een van de kinderen al in een 2de lijnstraject zit. In zo’n situatie moet niet gelden dat we krampachtig alles gaan onderbrengen bij één aanbieder ten koste van de relatie die een kind heeft met zijn/haar hulpverlener. Als bij de multi-aanpak afstemming plaatsvindt tussen hoofdaanbieder en onderaanbieder, dan kan zulks ook plaatsvinden tussen twee 2de lijnaanbieders. Dit kan wat ons betreft in de contractering geregeld worden: verplichte afstemming indien er meerdere partners zijn.
- Uitgangspunt dient ons inziens altijd te zijn dat de client in principe de regie heeft, dan wel dat de client steeds meer de regie in handen krijgt. Hulpverleningstrajecten dienen hieraan veel zorg te besteden.
- Voor cliënten met een PGB dienen dezelfde mogelijkheden open te staan als voor cliënten zonder een PGB. Dit geldt wat ons betreft ook voor de aanpak bij multi-problematiek.
- De gecoördineerde inzet van specialistische jeugdhulp wordt met uw voorstel door één partij/aanbieder verzorgd, wij zijn benieuwd hoe de coördinatie van en met de overige gezinsproblemen plaatsvindt?
- Bij onvoldoende bereidheid van ouders om hulp vanwege de kinderen te accepteren komen probleemgezinnen soms ook in een gedwongen kader terecht, hoe is deze opschaling in uw model geregeld?
- Het lijkt alsof er veel regisseurs zijn: behalve de client natuurlijk als eerste ook Wijeindhoven, de gemeente/servicebureau, de multi-aanbieder, maar ook de regiebehandelaar (formeel geregelde positie) binnen een instelling en daarnaast zijn er nog partners die ook regisseur zijn zoals jeugdbeschermers of huisartsen. Is straks nog duidelijk wie de echte regisseur is?
- Als je de problemen kent, ken je de mensen nog niet; een regisseur moet niet alleen de problematiek kennen om te weten wat er zinvol gedaan moet worden, maar moet ook de mensen kennen: hun motivatie, hun mogelijkheden, hun beperkingen en hun omgeving. Een veel gebezigde uitspraak in de hulpverlening is: de relatie bepaalt de mogelijkheden ofwel een regisseur moet een band hebben met de client om zinvol met deze client vertrouwensvolle trajecten aan te gaan. Zijn de door de gemeente voorgestelde regisseurs ook personen die daadwerkelijk de cliënt kennen?
- Welke regie is er bij multi-gezinnen waarbij tweedelijns jeugdhulp (nog) geen rol speelt, maar wel problematiek GGZ-volwassenen, opvoedproblemen, overlast, drank- en drugsgebruik, schoolverlaten en schulden. Wie zorgt dan voor een samenhangende aanpak met veelal partners die niet door de gemeente worden bekostigd zoals GGZ- volwassenen, reclassering en huisartsen?
- Wij zijn ertegen dat ter wille van de multi-aanpak mensen verplicht moeten overstappen naar andere hulpverleners; de beoogde financiële voordelen behoren hier niet op te wegen tegen de clientbelangen. Er is door de gemeente aangegeven dat er geen verplichtingen komt om over te stappen. De gepresenteerde multi aanpak is een aanvulling op het huidige aanbod en het is een vrije keuze voor de gezinnen om hieraan mee te doen. Wij vinden dat zulks helder gecommuniceerd moet worden naar de cliënten. Aangezien het belang van de client bij zoveel partijen snel ondergesneeuwd kan raken doen wij het voorstel dat bij multi-problematiek actief OCO (onafhankelijke cliënt ondersteuning) wordt ingezet (natuurlijk met instemming van de client).
Toekomstperspectief
Bij de bespreking van de stukken van de gemeente hebben we ons afgevraagd wat het gewenste eindplaatje is. Is de voorgestelde multi-aanpak jeugd een eerste stap in een bepaalde richting, en zo ja welke richting is dat? Wij doen hierbij alvast een voorzet.
De aanpak mono/multi betreft slechts gezinnen met jeugdproblematiek, waarbij meerdere tweedelijns jeugdhulp aan de orde is. Goed opgeleide multi-regisseurs moeten gewoon onderdeel zijn van WIJeindhoven en bij WIJeindhoven moeten 2de lijns-jeugdspecialisten (orthopedagogen, psychologen en psychiaters) in dienst zijn om snel (want diagnostisch bevoegd) specialistische hulp in te roepen (dus niet te verwijzen!).
Er zou ook aandacht moeten zijn voor de bredere kring van betrokkenen om de gezinnen heen. Volgens De Nieuwe Route (Anke Siegers, 2019) brengt dit de machtsverhoudingen beter in balans en geeft het een veel grotere bereidheid van deze betrokkenen om daadwerkelijk hulp in de directe sociale basis te gaan verlenen.
Met andere woorden ontwikkel een aanpak multi-probleemgezinnen bij WIJeindhoven voor alle gezinnen met en zonder kinderen met een nadruk op snel, dichtbij, vertrouwd en integraal, waarbij wordt waargemaakt: één gezin, één plan en één regisseur.
Wij denken dat het goed zou zijn om van het inkoopcircus af te komen door met een zeer beperkt aantal partners de zorgstructuur vorm te geven middels subsidie. Aangezien de gemeente nu ook zelf met lumpsum-bedragen gaat werken en niet meer nauwkeurig omschrift wat er precies geleverd moet worden, past ons subsidievoorstel als instrumentarium. Hierbij stellen we voor om voortaan af te zien van het vaak geformuleerde uitgangspunt (mantra/ visie/doelstelling?) 2 > 1 > 0; het gaat er om zo snel mogelijk de juiste hulp in te schakelen. Het rijtje 2 > 1 > 0 betreft geen visie of doelstelling maar slechts de wens om geen dure specialistische hulp in te zetten daar waar ook andere goedkopere hulp effectief is.
Wij zouden graag meedenken bij de ontwikkeling van een meer aansprekende visie op hulpverlening bij ouders en kinderen. In 2005 bracht de gemeente Eindhoven samen met 6 nadere gemeenten de nota uit “Opvoed- en opgroeiondersteuning als lokale basisvoorziening”. Inspirerend en nog steeds actueel en wellicht goed om die nota er nog eens bij te pakken. De visie hierbij is: alle hulp dient als uitgangspunt te hebben dat zij de ouders zo veel mogelijk ondersteunen bij de opvoeding van hun kinderen. Opvoedondersteuning dus als rode draad, ook bij inschakeling van specialistische hulp en ook bij hulp in gedwongen kader. Het is wat ons betreft een duurzaam traject; investeren in het versterken van ouderschap is een investering voor het hele leven.
Tot slot
Wij zijn graag bereid om ons advies toe te lichten en hopen op een spoedig positieve reactie van uw zijde.
De cliëntenraad, 29 juni 2021
29/06/2021: Advies doorontwikkeling onafhankelijke cliëntondersteuning
Ter advisering is aan ons aangeboden de adviesnota “Kaderstelling doorontwikkeling onafhankelijke clientondersteuning”. Onafhankelijke clientondersteuning heeft onze speciale aandacht omdat dit onderwerp sterk raakt aan de kernopdracht van de cliëntenraad, namelijk het opkomen voor het belang van de gebruikers van sociale voorzieningen in Eindhoven.
In januari 2020 bracht u een adviesnota uit met als titel “Doorontwikkeling clientondersteuning en continuering second opinion”. Wij hebben daarop in februari 2020 uitvoerig geadviseerd. Het destijds uitgebrachte advies is als bijlage aan dit advies toegevoegd. Wij waren destijds ook echt enthousiast omdat de verwachting er was dat er op korte termijn een verbeterslag gemaakt zou gaan worden.
Echter, we zijn nu precies anderhalf jaar verder en wij constateren dat er eigenlijk nog niets gebeurd is. Sterker, in het tijdpad dat in het vooruitzicht wordt gesteld in de voorliggende nota wordt gesproken over een opleverdatum van eind 2022! Het zal u duidelijk zijn dat er bij ons weinig begrip is voor zo weinig slagvaardigheid; de gemeente trekt er 3 jaar voor uit om met behulp van 3 ton rijkssubsidie een verbeterslag aan te brengen in het reeds bestaande aanbod van onafhankelijke clientondersteuning. Het op te leveren werk wordt daarbij tevens over de verkiezingen heen getild, wat daarna tot nog meer vertraging zal leiden. Ook de kans op ambtelijke wisselingen van de wacht bij een langdurig traject is niet ondenkbeeldig.
Kortom, wij zijn het niet eens met het in het vooruitzicht gestelde tijdpad in de adviesnota en wij vinden dat de binnen de huidige raadsperiode dit dossier kan worden afgerond. Wij hebben al eerder aangegeven dat we graag bereid zijn om mee te denken. Echter, zonder vaart in het proces hebben wij er geen vertrouwen in dat het tot iets goeds gaat leiden.
Wij zijn graag bereid om ons advies toe te lichten.
De cliëntenraad, 29 juni 2021
29/06/2021: Brief aan wethouder Torunoglu mbt verbetering dienstverlening
De CRSD heeft kennisgenomen van de reuring die is ontstaan m.b.t. de rechtszaak rondom de terugvordering van de uitkering van de betreffende persoon. Onze eerste reactie was ook “Hoe kan zoiets gebeuren en waarom geen maatwerk geleverd?”. Met instemming lazen we de reacties van de verschillende raadsfracties en ook uw reactie lijkt op het eerste gezicht op afkeuring van de gang van zaken.
Toch is de CRSD van mening dat uw standpunt dat u niet alle rechtszaken kunt volgen wel erg gemakkelijk. U bent verantwoordelijk voor dit beleidsterrein en dient een beleid te ontwikkelen waarin is ingebouwd dat dit soort fouten en missers niet voor kunnen komen. En ja, ook als dat beleid er zou zijn, fouten kunnen altijd gemaakt worden. Ons gaat het dan om het herstel ervan. Nog beter zou een goed preventiebeleid zijn. Het geeft geen pas dat mensen hun recht via de rechtbank moeten halen.
Nu is deze problematiek van uitkeringsgerechtigden c.q. cliënten die zijn aangewezen op een uitkering vanuit de participatiewet niet nieuw. Met zekere regelmaat lezen we over situaties en voorbeelden waarin mensen vermalen worden in de bureaucratie rondom uitkeringen en toeslagen. De zogenoemde toeslagenaffaire is wel het ultieme voorbeeld hoe uitvoering van beleid kan uitpakken en de impact hiervan op mensenlevens. Ook de gemeente Eindhoven heeft daar in het verleden wel aandacht aan besteed. Toch is er kennelijk nog weinig van opgestoken.
In een aantal bijeenkomsten met ambtenaren onder leiding van Stimulansz in januari jongstleden, waarin ook de CRSD was vertegenwoordigd met als onderwerp “Optimalisering dienstverlening Sociaal Domein”, werd o.a. geconcludeerd dat de client in de uitvoering en controle van de bijstandsuitkering erg afhankelijk is van de casemanager die hij/zij heeft. Ook wij kennen de voorbeelden waarbij cliënten hun gewonnen prijsje van 15 euro in de postcodeloterij gekort zagen op hun uitkering en werkelijk alle uitgaven en inkomsten dienen te verantwoorden. Anderen krijgen nooit dit soort verantwoordingsvragen. De ene casemanager maakt veel werk van controles en vraagt alles op, de ander maakt daar veel minder werk van. Verschil in uitvoering is blijkbaar mogelijk maar dat mag toch niet tot willekeur leiden. In een van die betreffende sessies is op voorstel van de CRSD voorgesteld om in beroepszaken te werken met een second opinion van een collega. Daar werd positief op gereageerd maar wij hebben er nadien niets meer over vernomen.
Waarom wordt er zo weinig nagedacht over de gevolgen van besluiten en de invloed die besluiten over kortingen en terugvorderingen kunnen hebben op het verdere leven van een cliënt? Waar is de Zorg op maat? De CRSD pleit ervoor dat er met veel meer zorg wordt afgewogen of uitkeringen teruggevorderd worden. Verplicht vooraf een gesprek en bied zo mogelijk hulp als cliënten er niet uitkomen. Achteraf veel tijd stoppen in schuldhulpverlening of erger is veel duurder. De CRSD roept u op om in deze een preventiebeleid te ontwikkelen waarin centraal staat het voorkomen van dit soort gerechtelijke procedures en onterechte kortingen.
Graag willen wij met u in gesprek hoe dit traject verbeterd kan worden.
Met vriendelijk groet,
De Cliëntenraad, 29 juni 2021
29/07/2021: Ambtelijke input over de organisatie van onafhankelijke cliëntondersteuning
Onafhankelijke clientondersteuning (OCO) heeft onze speciale aandacht omdat dit onderwerp sterk raakt aan de kernopdracht van de cliëntenraad, namelijk het opkomen voor het belang van de gebruikers van sociale voorzieningen in Eindhoven. Ook de gemeente Eindhoven erkent het belang van onafhankelijke cliëntondersteuning, hetgeen onder meer blijkt uit haar deelname aan het landelijk koplopersproject.
In januari 2020 bracht de gemeente een adviesnota uit “Doorontwikkeling clientondersteuning en continuering second opinion”. Wij hebben daarop in februari 2020 uitvoerig geadviseerd.
In juni 2021 bracht de gemeente de adviesnota uit “Kaderstelling doorontwikkeling onafhankelijke clientondersteuning”. Daarop hebben wij in juni 2021 een advies uitgebracht.
Tevens in juni 2021 werd door het RIVM het rapport uitgebracht “Monitor cliëntondersteuning 2020”. Ook landelijk wordt geconstateerd dat de bekendheid van OCO nog beperkt is, dat de onafhankelijkheid niet overal gewaarborgd is en dat er sprake is van versnippering. Onze suggestie over de organisatie van OCO is erop gericht om een afdoende antwoord te zijn op de geconstateerde knelpunten. Ambtelijk is men gestart met de verdere uitwerking van de bestuurlijke kaderstelling. Het lijkt ons in dat proces een gepast moment om ideeën voor de toekomstige organisatie van OCO aan te dragen. Alle ideeën zullen, zo verwachten wij, door ambtenaren besproken worden met onder andere de huidige betrokken organisaties. Uiteindelijk zal er een collegevoorstel aan ons worden voorgelegd waar dan te zijner tijd op zullen adviseren.
Momenteel wordt er jaarlijks ruim € 400.000 besteed aan meer dan 15 organisaties die allemaal iets organiseren, coördineren, in de markt zetten, website maken, subsidie aanvragen, verantwoording afleggen enz. enz. De cliënt moet moeizaam kiezen uit 15 organisaties om er achter te komen welke het beste bij hem/haar past. De klant weet niet wat de deskundigheid is want sommige organisaties (met slechts een of twee mensen) zeggen in alles deskundig te zijn, hetgeen onmogelijk is.
Van een OCO mag verwacht worden dat die van de specifieke regelingen, wetten, voorschriften die er zijn op de hoogte is. Ook mag verwacht worden dat de OCO een behoorlijke caseload heeft en mede daardoor (naast opleiding en bijscholing) deskundig is. Het maakt nogal uit of je als cliënt te maken hebt de leerplichtwet, een woningbouwcorporatie, de GGZ, de school, aanvraag voor een traplift of huishoudelijke hulp. Van een OCO mag ook verwacht worden dat die zelf geen zorg aanbiedt en/of werkzaam is bij een zorg- of hulpverleningsorganisatie.
Wij pleiten er voor om te komen tot één nieuwe organisatie (OCO Eindhoven) die alle subsidies ontvangt die tot op heden ten behoeve van OCO worden uitgegeven. Deze organisatie krijgt tot taak om, naast administratie, coördinatie en websitebeheer, om matching tussen vraag en aanbod te organiseren. Dus iemand belt naar OCO-Eindhoven en daar wordt gekeken wat voor een soort persoon/organisatie het beste bij de vraag past: man of vrouw, taal en cultuur, specifieke deskundigheid, eenvoudige kwestie of Ingewikkelde kwestie (bijv. WMO/WLZ vraagstukken of hulp op school), complexe gezinnen (bijv. waar jeugdbescherming aan de orde is).
De nieuwe instelling mag zelf geen OCO aanbieden, maar zorgt voor de hele organisatie erom heen. Alle bestaande organisaties (zowel m.b.t. ervaringsdeskundigen, vrijwilligers als beroepskrachten) kunnen blijven bestaan en nieuwe initiatieven blijven welkom, want van de bestaande en nieuwe expertise wordt door de nieuwe OCO-organisatie gebruik gemaakt. Deze organisatie houdt ook zicht op de kwaliteit van de geboden hulp door onderzoek naar klanttevredenheid en door bij de betaalde krachten bijvoorbeeld de beroepseisen van de landelijke vereniging en een inschrijving in het beroepsregister te eisen. De nieuwe organisatie rekent af met de organisaties van aanbieders op basis van facturen.
De gemeente bekostigt in dit voorstel nog maar één organisatie, aan wie de opdracht wordt gegeven om OCO kwalitatief en kwantitatief goed neer te zetten in Eindhoven. Alle cliënten behouden dus de bestaande keuzevrijheid; als het met een toegewezen organisatie of persoon niet klikt dat wordt een andere organisatie of persoon voorgesteld. Als iemand in het verleden goede ervaring had met iemand van een specifieke organisatie (bijv. Bond van ouderen) dan wordt die voorkeur gewaardeerd. Wachtlijsten worden de nieuwe organisatie in gaten gehouden. Aangezien alle vragen bij hen binnen komen, krijgen zijn ook zicht op de aard van de ondersteuningsvragen en de wijze waarop organisaties hier mee omgaan. Van de cliënten kan op deze wijze ook eenvoudig feedback gevraagd worden.
De gemeente verstrekt dus subsidie aan slechts één partij die andere organisaties op factuurbasis inschakelt en afrekent op daadwerkelijk geleverde aantal OCO-trajecten. Die nieuwe organisatie van OCO-Eindhoven bestaat bij voorkeur uit een relatief zelfstandige unit van een grotere instelling op het terrein van cliëntondersteuning. Voordeel van zo’n grotere instelling is dat daar al veel know-how aanwezig is en van bestaande administratiesystemen en kantoren gebruik kan worden gemaakt.
Wij hebben met Zorgbelang Brabant overleg hierover gevoerd en het resultaat is dat zij positief zijn over ons voorstel. Zij hebben deze opdracht ook al in Tilburg. Zij gaan er van uit dat er een zorgvuldig ontwikkeltraject nodig is om dit te realiseren. Wij zijn graag bereid om ons advies toe te lichten.
De cliëntenraad, 29 juli 2021
07/09/2021: Advies over preventief jeugdbeleid 2022 – 2026
Inleiding
Aan de CRSD is gevraagd om advies uit te brengen over de conceptnota Preventief jeugdbeleid 2022 – 2026.
Ingevolge de jeugdwet is de gemeente verplicht om preventief jeugdbeleid te ontwikkelen en door de gemeenteraad een periodiek plan te laten vaststellen. De wet noemt hierbij onder meer de volgende beleidsonderdelen: vroegsignalering, vroege interventie, versterken opvoedkundig klimaat, vergroten van opvoedvaardigheden van ouders en probleemoplossend vermogen van jeugdigen, het bevorderen van veiligheid en integrale hulp bij multiproblematiek.
De gemeente geeft in de genoemde nota aan dat de thema’s opgroeien en opvoeden en het jongerenwerk onderdeel zijn van de subsidieregeling VSB (Versterking Sociale Basis). Totaal gaat het hierbij om ongeveer € 9 miljoen, te weten € 5,5 voor het jongerenwerk en € 3,5 voor het thema opvoeden en opgroeien.
Inhoud van de nota
De gemeente geeft aan dat het preventief jeugdbeleid is gericht op alle jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar en hun directe omgeving. Onder preventie wordt verstaan: het voorkomen van problemen, beginnende problemen in goede banen leiden en voorkomen dat problemen verergeren en terugkeren. De gemeente geeft aan dat ook andere sectoren een belangrijke bijdrage leveren aan een goed klimaat om in op te groeien zoals: ruimtelijke ordening, wonen, onderwijs, sport, gezondheid, zorg, veiligheid, enz.
In de nota wordt geconstateerd dat Eindhoven een breed gevarieerd preventief aanbod heeft, maar dit nog niet de mensen bereikt die dit het hardst nodig hebben. De cijfers over de Eindhovense jeugd en hun ouders laten dan ook zien dat er werk aan de winkel is want geconstateerd wordt dat er een stijging is t.o.v. 2015 van het aantal jongeren dat:
- zich eenzaam voelt: van 27% naar 38%
- sombere gevoelens ervaart: van 3% naar 6%
- zich psychisch ongezond voelt: van 15% naar 21 %
- suïcidale gedachten heeft: van 10% naar 15%
Tevens wordt geconstateerd dat:
- een op de drie ouders bovengemiddeld veel stress ervaart bij de opvoeding
- steeds vaker bij een van de ouders psychische problematiek speelt
- het aantal eenoudergezinnen nog steeds stijgt
- het aantal kinderen dat opgroeit in armoede hoger is dan het landelijk gemiddelde
Het beleidsplan kent drie inhoudelijke ambities die in SMART-geformuleerde doelstellingen deels zijn uitgewerkt en deel nog zullen worden uitgewerkt, te weten:
- Iedere jeugdige heeft een goede start
- Alle jeugdigen doen mee
- Elke jeugdige groeit veilig op
De eerste twee stappen van het NJI-stappenplan (totaal 6 stappen) zijn gehanteerd voor de ontwikkeling van het beleidsplan. In de uitwerking van het beleidsplan, het uitvoeringsplan genoemd, worden de andere stappen geconcretiseerd zoals: welke activiteiten gaan we ondernemen en hoe waarborgen we kwaliteit. Het uitvoeringsplan zal worden vormgegeven middels het NJI-preventiematrix.
Reactie op de nota
Wij zijn blij dat de gemeente specifiek aandacht besteed aan het preventief werken. De afgelopen jaren het ging toch vooral om inkoop specialistische jeugd en het omgaan met de financiële tekorten. Wij zijn ook blij dat afscheid wordt genomen van het idee uit het recente verleden dat al het preventief werken bij WIJeindhoven is gepositioneerd en zulks verder geen specifiek beleid en deskundigheid zou vragen. Wij vinden het goed dat de gemeente aansluiting zoekt bij het door het NJI ontwikkelde beleidsinstrumentarium.
De inhoudelijke keuzes die de gemeente maakt passen wat ons betreft ook goed bij de door CRSD omarmde visie op de transformatie in het sociaal domein. Deze wordt goed verwoord in de publicatie “De nieuwe route” van Anke Siegers (2016).
Wat wij missen is een evaluatie van het preventief beleid van de afgelopen 4 jaar. Welke activiteiten vonden plaats en welke waren meer of minder succesvol. Hoe heeft die afweging plaatsgevonden in het licht van de doelstellingen. Is er zicht op de kwaliteit van het preventief aanbod, welke activiteiten worden gecontinueerd en welke worden stopgezet. Zonder evaluatie wordt een nieuw beleidsplan meer een vlucht naar voren; de resultaten zijn niet echt goed of onbekend maar we gaan nog beter ons best doen. Wij missen dus hetgeen normaal gesproken onderdeel is van een regulier beleidscyclus. Waarom is er geen evaluatie van het beleid van de afgelopen 4 jaar?
In het SER-rapport van mei 2021 over Jeugdzorg (waaraan ook het NJI meewerkte) wordt opgemerkt dat de preventieve infrastructuur binnen gemeenten nog niet goed van de grond komt. Preventieve programma’s worden vaak niet duurzaam en structureel aangeboden en bovendien wordt vaal onvoldoende gebruik gemaakt van bestaande vakkennis en evidence based effectief aanbod. Hoe zit dat in Eindhoven met structureel, duurzaam en evidence based aanbod?
In genoemd SER-rapport wordt tevens opgemerkt dat er sprake moet zijn van een preventieve infrastructuur. In zo’n structuur zijn doeltreffende preventieve hulp en steun beschikbaar via de voorzieningen waar jeugdigen en hun ouders in hun dagelijks leven komen: op school en kinderopvang, sociaal werk, jeugdgezondheidszorg, jeugd- en jongerenwerk, huisarts, vrijetijdsvoorzieningen enz. Laagdrempelige toegankelijke hulp moet daar dichtbij beschikbaar zijn. Hoe ziet die preventieve structuur er in Eindhoven uit?
Wij vragen om extra aandacht voor de ouders of verzorgers van kinderen; als kinderen problemen hebben, hebben hun ouders die automatisch ook. Er is nog altijd veel onbekendheid met het preventieve aanbod en er is veel schaamte rondom het vragen om hulp bij het opvoeden. Opvoedondersteuning moet ons inziens geen bijproduct van specialistische voorzieningen zijn, maar moet geworteld zijn dicht in de buurt en op scholen.
Meer ruimte en verantwoordelijkheid geven aan professionals wordt genoemd als streven. Men wil daarom in plaats van gedetailleerde sturing, gaan werken met veldnormen voor professionals (pagina 30). Minder gedetailleerde sturing lijkt een goede zaak, want daarmee vergroten we de mogelijkheden tot gewenst maatwerk. Maar waaraan moeten wij denken bij veldnormen voor professionals in het preventieve werk? Gaat het om concrete technische uitvoerbaarheid of om waardengerichte omgangsvormen? Wij pleiten er ook voor om de kinderen en hun ouders/verzorgers een inbreng te geven bij het vaststellen van deze normen.
Op pagina 7 worden sectoren genoemd die, naast het jeugdbeleid, ook een bijdrage leveren aan het opvoedingsklimaat. In deze opsomming missen wij de vrijetijdssector (waaronder muziek) en de sector arbeid/arbeidsvoorziening. Klopt deze constatering?
Hoewel wij denken dat zulks zeker niet bedoeld wordt, kregen wij af en toe (bijvoorbeeld op pagina 19) door de wijze van formuleren het gevoel dat de overheid de omgeving gaat inschakelen als er problemen binnen een gezin zijn. Soms heeft een gezin goede reden om dat niet te willen en wat ons betreft moet er altijd een vrije keuze zijn van de wijze waarop hulp wordt ingeschakeld. Wilt u dat expliciet aangeven in de nota?
Het inzetten van (betaalde) ervaringsdeskundigen vinden wij een goed streven. Volgens ons is het nut daarvan al ruimschoots bewezen (zie ook het SER-rapport hierover) in Nederland en zou daar geen separaat Eindhovens onderzoek naar gedaan moeten worden.
De eerste periode van een kind (van -9 maanden tot 2 jaar) wordt op pagina 18 genoemd als extra belangrijk om vinger aan de pols te houden en ondersteuning te bieden. Wij zouden die periode langer willen laten duren (tot 3 jaar) omdat met name de leeftijdsfase 2,5 tot 3 jaar voor veel ouders een moeilijke periode is: kinderen van die leeftijd zitten dan in de opstandige peuterperiode vergelijkbaar met de latere pubertijd.
Gemeente krijgen voor 2022 miljoenen extra voor jeugdhulp en naar aller verwachting zal een nieuw kabinet dit structureel gaan maken. Onze vraag is wat daarvan terecht komt bij het preventieprogramma en wat kunnen we daar extra mee realiseren?
7 september 2021
21/09/2021: Advies over gezondheidsnota 2022 - 2025
Inleiding
Aan de CRSD is gevraagd advies uit te brengen over de Gezondheidsnota Eindhoven 2022 - 2025. Deze nota vormt het fundament en geeft kaders voor de ontwikkeling naar een gezondere stad voor de aanstaande periode van 10 jaar. De nota geeft nog geen concrete invulling aan de noodzakelijke activiteiten en de daarbij behorende input en outcome. Dat proces vindt plaats na vaststelling van deze kadernota en hierbij zullen tal van betrokken partners in de stad een rol krijgen.
Inhoud van de nota
De Wet publieke gezondheid (Wpg) is het wettelijk kader voor collectieve preventie. Hierbij worden taken uitgevoerd zoals jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering (roken, drinken, drugs, eten enz). De aankomende Omgevingswet biedt de mogelijkheid om gezondheid in de fysieke omgeving op de kaart te zetten. Met deze integrale nota wordt een start gemaakt met de verbinding van leefstijl en leefomgeving. Het stimuleren van een gezonde leefstijl en het creëren van een gezonde leefomgeving zijn de twee grote pijlers van het beleid. Hierbij zal specifieke aandacht blijven voor het verkleinen van gezondheidsachterstanden.
In de gehanteerde brede visie op gezondheid wordt uitgegaan van het gegeven dat gezondheid meer is dan niet-ziek zijn en dat het ook gaat om het vermogen om je aan te kunnen passen, om eigen regie, veerkracht, meetellen en zingeving. Er worden 6 ontwikkelsporen onderscheiden, te weten: zingeving en mentale veerkracht, gezonde voeding, voldoende beweging, thuisvoelen en erbij horen, werk en bestaanszekerheid, gezonde en groene omgeving. In de bijlage wordt vervolgens een verdiepingsslag gemaakt van de 6 ontwikkelsporen.
Reactie op de nota
Wij kunnen ons vinden in de visie en uitgangspunten van deze nota. De hoofdlijnen moeten weliswaar nog verder uitgewerkt worden maar in de genoemde bijlage worden reeds een aantal concrete maatregelen vermeld. Hierop sluiten wij graag met suggesties aan:
- In het algemeen merken wij op dat bij gezondheidsbevordering specifiek aandacht moet zijn voor risicovolle doelgroepen en risicovolle wijken. Bij doelgroepen denken wij onder meer aan mensen met een verstandelijke beperking en aan laaggeletterden. Ook vragen wij aandacht voor de daarmee samenhangende vraagstukken: hoe de informatie op maat en niveau verstrekt kan worden en hoe deze groeperingen met deze informatie bereikt kunnen worden. Daarnaast vragen wij aandacht voor het financiële aspect dat ook met name bij de genoemde aan de orde is; weinig middelen van bestaan in relatie tot het kopen van gezonde voeding.
- Bij spoor 1 gaat het om mentale veerkracht en daarbij worden ook ernstige psychische aandoeningen vermeld. Wij vinden dat bij dit spoor de hoogste prioriteit dient te hebben het aanpakken van wachtlijsten bij GGZ zowel voor jeugd als voor volwassenen. Daar zit de meest kwetsbare doelgroep die het hardst de hulp nodig heeft en die nu vaak op wachtlijsten van soms wel meer dan een jaar stuit.
- Bij spoor 2 gaat het om gezonde voeding maar de gemeentelijk inzet die daarbij vermeld wordt gaat meer over gezonde leefstijl zoals stoppen met roken, gezond gewicht, gezond eten en drinken enz. Wat wij missen is een scherpere inzet op dit vlak zoals een verbod op alcohol in sportkantines en de aanbeveling om minder vlees veel te eten. Deze laatste aanbeveling scoort tevens goed op de omgevingskwaliteit (lucht, bodem en water) in onze regio.
- Spoor 4 betreft het thuisvoelen en erbij horen. Een belangrijk spoor waarbij thuisvoelen natuurlijk alleen mogelijk is als er ook daadwerkelijk een (t)huis is. Grote groepen in de samenleving kunnen eenvoudig weg op dit moment niet aan fatsoenlijke huisvesting komen. Wat ons betreft moet dit de eerste prioriteit zijn van dit spoor. Bij dit spoor wordt ook het vergroten van het vertrouwen in de medemens/buurt/sociale basis genoemd. Dat onderstrepen wij graag en wij vullen dit aan met het vergroten van het vertrouwen in de overheid, dat inmiddels bij een grote groep mensen de laatste jaren sterk is verminderd.
- Bij spoor 5 staan werkgelegenheid en bestaanszekerheid centraal. Hierbij refereren wij aan het actieprogramma over inclusie van het VN-verdrag. Centraal staat daarbij het wegnemen van drempels om mee te kunnen doen. Arbeid is voor mensen met een beperking ook voor hun welbevinden en gezondheid zeer van belang. Wij vinden dat dit aspect ook thuis hoort in deze nota.
Wij willen graag betrokken worden bij de verdere uitwerking van de nota en zouden met u willen bezien hoe dit vorm kan krijgen.
Wij zijn bereid om dit advies desgewenst toe te lichten.
De cliëntenraad
21 september 2021
05/10/2021: Advies over regiovisie Beschermd Wonen 2022 - 2026
Inleiding
De gemeente Eindhoven voert als centrumgemeente sinds 2015 Beschermd Wonen uit voor de regio Eindhoven. Vanwege de landelijke doordecentralisatie per 1 januari 2022 dienen de 15 betrokken gemeenten in de regio een plan op te stellen over nieuwe regionale samenwerkingsafspraken die zij met elkaar willen maken. Vervolgens zullen er ook nieuwe inkoopcontracten met de aanbieders moeten worden gesloten. In onze regio gaat het hierbij om een budget van jaarlijks totaal ongeveer € 40.000.000 en betreft het totaal ongeveer 1500 cliënten.
In het regionale plan van aanpak uit 2019 is de visie van de adviescommissie Toekomst beschermd wonen (commissie Dannenberg) zoals vastgelegd in het rapport ‘Van beschermd wonen naar een beschermd thuis’, én de visie op de groep inwoners met ernstige psychiatrische aandoeningen genaamd ‘de Stip’ door de regio Eindhoven omarmd.
Dit betekent dat er gewerkt wordt vanuit een inclusieve gedachte: mensen met een psychische kwetsbaarheid maken zoveel mogelijk onderdeel uit van de samenleving. Zij dragen een eigen verantwoordelijkheid, zoals ook het sociale netwerk van de cliënt, maar zij kunnen ook rekenen op vraaggerichte zorg. De herstelgedachte en een positieve kijk op gezondheid zijn daarbij leidend.
Om het herstel zo optimaal mogelijk te laten verlopen, is het Beschermd wonen gebaat bij een nauwe aansluiting op de lokale ondersteuningsketen. Een preventieve aanpak of snel handelen bij problemen voorkomt erger. Het is hierbij van belang dat zorg en ondersteuning zo flexibel mogelijk worden georganiseerd qua duur en intensiteit. Navolgend betekent dit een afbouw van intramurale voorzieningen en een toename van lichtere woonvormen of inzet op ambulante begeleiding.
Alles is gericht op het behoud van een persoon in zijn of haar woning of – indien opname niet kan worden voorkomen – een zo spoedig mogelijke uitstroom uit een intramurale voorziening. De gemeente speelt een belangrijke rol in het creëren van de juiste condities in de (lokale) samenleving, zodat mensen ook kunnen uitstromen. Uiteraard is dit niet voor iedere inwoner mogelijk en haalbaar. Er zal altijd een groep zijn die behoefte heeft aan langdurige en soms intensieve ondersteuning waar soms ook 24 uur per dag toezicht aanwezig is.
Ook de opgaven naar een nieuwe, meer vraaggerichte en op inclusie gerichte uitvoering van het beschermd wonen worden door de gemeenten de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- versterken van zelfmanagement, ervaringsdeskundigheid en informele zorg;
- garanderen van langdurige begeleiding met flexibele intensiteit;
- ondersteuningscontinuüm voor herstel en participatie;
- een breed arsenaal van woonvarianten;
- beschikbare en betaalbare wooneenheden;
- laagdrempelige toegang tot zorgfuncties;
- duurzaam samenwerken tussen gemeenten en zorgverzekeraars;
- borgen van kwaliteit en vraaggerichtheid van ondersteuning.
Deze uitgangspunten vormen de basis van de gezamenlijke doelstelling in de regio voor de doordecentralisatie van beschermd wonen voor de jaren 2022 en verder. Om dit mogelijk te maken zijn er nieuwe samenwerkingsafspraken nodig in de regio voor de verdere doordecentralisatie en de nieuwe gezamenlijke inkoop voor de periode vanaf 1 januari 2022.
Beleidsplan
Aan ons werd in dit proces reeds eerder advies gevraagd op basis van het rapport “Strategische beleidsnotitie: doordecentralisatie beschermd wonen 2022 e.v. regio Eindhoven’”. Wij brachten hierover op 23 september 2020 advies uit. In dit advies gaven wij te kennen dat wij de uitgangspunten destijds van de commissie Dannenberg onderschrijven. Mede in het licht van de VN-resolutie over inclusie, steunden wij de voorgestane beweging: van beschermd wonen > naar beschermd thuis > naar zelfstandig thuis. Uitgangspunt daarbij is zo min mogelijk exclusie en zo veel mogelijk participatie in de samenleving.
Onze vragen destijds betroffen onder meer: de betaalbaarheid van de woningen, de noodzakelijke aanwezigheid van een solide sociale basisinfrastructuur en de mate waarin de regiogemeenten toegerust zijn om delen van dit werk van Eindhoven over te nemen.
Nu wordt wederom aan ons advies gevraagd op basis van het vervolgrapport “Regiovisie decentralisatie beschermd wonen 2022 – 2026”. In dit rapport wordt het toekomstig zorglandschap van Beschermd Wonen geschetst. Daarnaast wordt onder meer zicht gegeven op: het aantal aanbieders, de verhouding ZIN/PGB, de aantallen cliënten per gemeente, het begrip herkomstgemeente en het objectief verdeelmodel.
In het stuk worden voorts de regionale uitgangspunten en ambities verwoord alsmede worden alle noodzakelijke lokale ondersteuningsvormen in beeld gebracht zoals: inkoopactiviteiten, specifiek vervoer, vroegsignalering m.b.t. o.a. verslaving, overlast en schulden, re-integratie m.b.t. arbeid, hulp bij het huishouden, begeleiding en wonen.
Tot slot worden in het document de plannen voor verdere ambtelijke en bestuurlijke samenwerking uiteen gezet. Aangegeven wordt dat in een tijdsbestek van 10 jaar (2023 – 2033) het budget van de centrumgemeente Eindhoven langzaam afbouwt en de budgetten van de regiogemeenten langzaam toenemen.
Advies en vragen
Zoals wij reeds eerder in onze adviezen hebben aangegeven kunnen wij ons over het algemeen goed vinden in de uitgangspunten van en visie op deze decentralisatie. Ten aanzien van de voorliggende notitie zien wij dat er goede lessen zijn getrokken uit eerder decentralisaties. Zo is er sprake van geleidelijke overgang, daadwerkelijk gedeelde visie en verstandig gezamenlijk inkoopbeleid.
Wij beseffen terdege dat heel wat idealen uiteindelijk struikelen over de concrete uitvoering. Vandaar dat wij de navolgende vragen hebben die vooral gericht zijn op de uitvoering en de verdere implementatie:
- woonvarianten: Waaraan moeten we hierbij denken?
- beschikbare en betaalbare woningen: Er is nu al een groot te kort aan betaalbare woningen en wachttijden van meer dan 8 jaar, hoe gaat u huisvesting realiseren?
- beschermd thuis soepel op- en afschalen: Betekent “soepel” dat er opgeschaald kan worden zonder indicatie en wachttijden?
- tarifering: Er wordt voor (en met) de ouderinitiatieven gewerkt aan aansluiting op de indeling en tarifering van Beschermd Wonen. Wat betekent dat voor deze initiatieven voor hun eventueel wel of niet voortbestaan?
- monitoren van kwaliteit: Hoe ga je kwaliteit in beeld brengen en welke normen worden daarbij gehanteerd?
- complex zorgcoördinatie/casemanagement: Wie gaat de zorg coördineren en wat is de handelingsruimte voor zo’n persoon?
De cliëntenraad is graag bereid desgewenst het advies nader toe te lichten.
De Cliëntenraad
5 oktober 2021
05/10/2021: Advies basisdagbesteding
Inleiding
De gemeente Eindhoven wil met de start van de basisdagbesteding een groot deel van de tweedelijns dagbesteding over hevelen naar de sociale basis. De dagbesteding vond grotendeels plaats in de tweede lijn. Het is de wens van de gemeente om via deze transitie een laagdrempelige dagopvang dicht bij huis te organiseren voor alle volwassen Eindhovenaren met een ondersteuningsbehoefte op het gebied van dagbesteding.
De Cliëntenraad Sociaal Domein ondersteunt deze beweging naar meer ondersteuning en dagbesteding dicht bij huis. Zij ondersteunt de visie van de gemeente dat hier mogelijkheden liggen en dat voor veel mensen “laagdrempelig” en “dichtbij” sleutelwoorden zijn. Basisdagbesteding is een algemene voorziening en moet daarom toegankelijk zijn voor iedereen. Dat geldt voor mensen met een fysieke beperking, maar ook voor onze kwetsbare inwoners die voor korte of langere tijd ondersteuning nodig hebben in deze nieuwe vorm van dagbesteding.
De gemeente ziet dit jaar 2021 als een ontwikkeljaar om de basisdagbesteding waar nodig te verbeteren en heeft aan de cliëntenraad gevraagd om daarover mee te denken. De cliëntenraad heeft daartoe veel werkbezoeken aan de basisdagbestedingslocaties gebracht en heeft daar het navolgende geconstateerd.
Fysieke toegankelijkheid
Bij de werkbezoeken aan de verschillende dagbestedingslocaties viel op dat de toegankelijkheid voor mensen met een beperking vaak te wensen overlaat. Zo zijn niet alle ruimtes in de locaties voor basisdagbesteding gelijkvloers en/of toegankelijk per lift:
- Bij HK1 van NEOS was er een creatieve oplossing bedacht voor de toegankelijkheid in de vorm van een stoeltjes traplift. Er was ook een goede lift, maar daar konden rolstoelgebruikers niet in.
- Bij Jo Samen was de ingang niet geheel drempel vrij, was er geen invalidentoilet en was er een bovenverdieping waarbij geen lifttoegang mogelijk was. Die bovenverdieping werd echter niet zo heel veel gebruikt voor de dagbestedingsactiviteiten.
- De Buurtfabriek is als gebouw als zodanig goed toegankelijk, er is echter geen miva-toilet (minder validen toilet). De ingang is goed toegankelijk gemaakt, ook in verband met dat dat een verkiezingslocatie was voor de landelijke verkiezingen van 2021. De activiteiten in de buurtfabriek zijn echter van dien aard dat ze niet voor iedereen geschikt zijn, er moet gewerkt worden met machines en dat is niet veilig bij elke soort beperking. Het is niet zo dat rolstoelgebruikers of mensen met een andersoortige beperking categorisch worden uitgesloten, wat telt is of men veilig en effectief hout kan bewerken.
- De locatie De Boei van GGZ Eindhoven is niet goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Dit komt vooral door de ingang. Deze ligt aan de Kruisstraat en heeft een grote drempel. Dit geldt eveneens voor het winkeltje naast De Boei. Een alternatief is via de achterkant naar binnen, maar dat is ook niet geheel drempelloos. Er is een poort aan de voorkant met een kleine helling, die zou met een kleine aanpassing toegankelijk gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld door een goed voordeelbelsysteem aan te leggen waardoor mensen worden opgemerkt als ze binnen willen via die ingang. Er is wel een miva-toilet. De ruimte op de begane grond is op zich goed toegankelijk, zij het dat er ook een tussenverdieping is die bereikbaar is met een trap, maar niet via een lift. Dat geldt overigens ook voor de bovenverdieping, maar deze wordt vooral gebruikt door medewerkers en niet zozeer door mensen die daar dagbesteding komen doen.
- Stichting Ik Wil heeft een goed toegankelijke huiskamer die bereikbaar is via de achterkant van het gebouw, hierdoor is er tevens voor gekozen van de achterkant ook de hoofdingang te maken. Als alles goed gaat wil de stichting volgend jaar de ingang aan de voorzijde laten aanpassen door de verhuurder. Tevens wil zij een oplossing bedenken voor de trap die in het gebouw van Stichting Ik Wil aanwezig is en die maakt dat niet alle tussenniveaus en etages beschikbaar zijn voor rolstoelgebruikers. Tevens mist Stichting Ik Wil een miva-toilet. Stichting Ik Wil huurt het pand en als de verhuurder iets aanpast zal dat wellicht gevolgen hebben voor de hoogte van de huur.
- Het Wasven is erg goed toegankelijk aan de binnenkant van de gebouwen. De gasterij, het horecagedeelte, is goed toegankelijk evenals het winkeltje dat de producten van Het Wasven verkoopt. De verdiepingen zijn bereikbaar per lift en er is een miva-toilet. Buiten is het ook toegankelijk voor zover dat kan binnen een omgeving van gras en tuinen. Het Wasven biedt ook dagbesteding vanuit de WLZ. Die financiering en doelgroep is uiteraard anders en ligt niet bij de gemeente. Het is wel de bedoeling om de basisdagbesteding vanuit de gemeente wat meer te gaan integreren met de andere cliënten op Het Wasven.
- Een positieve uitschieter, wat ons betreft, is de toegankelijkheid van de locatie van Ervaring Die Staat. Dit gebouw heeft, op een kleine drempel aan de voordeur na, geen drempels en beschikt over een miva-toilet. Alle activiteiten zijn op de begane grond en er is dus geen probleem door de afwezigheid van een lift.
- Het gebouw van de dagbestedingslocatie Loods040 is niet rolstoelvriendelijk.
Expertise met doelgroepen
Niet elke dagbestedingslocatie voor basisdagbesteding beschikt over de expertise om te kunnen omgaan met een brede doelgroep. Het gaat dan bijvoorbeeld om speciale expertise die relevant is voor specifieke psychische kwetsbaarheid zoals mensen met een beperking in het autistisch spectrum. Wij geven hierbij een paar voorbeelden:
- Zo zijn er in De Buurtfabriek veel mensen die ervaring hebben met het bewerken van hout en mensen daar ook heel erg goed in kunnen begeleiden. Wat echter ontbreekt is ervaring bij de werkbegeleiders met mensen in de doelgroep van basisdagbesteding die dus heel erg breed is. Er is daar ook wel behoefte aan deskundigheidsbevordering. Wel beschikken ze daar over een vertrouwenspersoon waarbij teamleden (benaming voor de mensen die daar komen werken) terecht kunnen.
- Bij Het Wasven is wel veel ervaring met mensen met een verstandelijke beperking en/of een beperking in het autistisch spectrum.
- Bij Ervaring Die Staat gaf men aan dat de doelgroep weliswaar breed was en de ervaring van de medewerkers was dat dit geen probleem opleverde.
Verzwaring doelgroep basisdagbesteding
Door het bieden van basisdagbesteding wordt de doelgroep van de dagbestedingslocaties groter. Mensen krijgen ook minder snel een dagbestedingsindicatie en mensen die een dagbestedingsindicatie hadden worden soms overgeheveld naar basis dagbesteding. Mensen die dus eerst specialistische zorg ontvingen ontvangen nu deze basisdagbesteding. Dit betekent dat medewerkers en vrijwilligers die deze mensen in de basisdagbesteding begeleiden soms een toename in zwaardere problematiek ervaren.
Ook zijn er zorgen over het probleem dat sommige mensen mogelijk te snel naar basisdagbesteding worden overgeheveld terwijl zij de specialistische zorg, die ze eerst hadden, echt nodig hebben. Bij De Boei leefde die zorg ook heel erg bij cliënten. We hebben daar met verschillende cliënten gesproken en sommigen gaven echt aan dat ze bang waren voor de continuïteit van hun goede zorg en psychische begeleiding op het moment dat ze zouden worden overgeheveld naar basisdagbesteding.
Spreiding in de wijken
De bedoeling van basisdagbesteding is dat deze om de hoek plaatsvindt, dit vindt de cliëntenraad ook een goed idee. De praktijk is echter dat niet elke wijk in de stad is voorzien van basisdagbesteding om de hoek en dat met name in ‘wijken die het lastig hebben’ deze dagbesteding soms niet beschikbaar is. Er zijn ook basisdagbestedingslocaties die zich meer richten op de hele stad, mede in verband met het gebrek aan basisdagbestedingslocaties in sommige wijken. Neos en Ervaring Die Staat richten zich veelal op mensen uit de hele stad, bij Jo Samen komen vaker mensen uit de buurt, evenals bij Stichting Ik Wil. Bij Het Wasven komt er maar een klein deel uit de buurt om gebruik te maken van de basisdagbesteding.
Aanbevelingen
Graag doen wij de volgende aanbevelingen:
- Kijk nog eens goed naar de fysieke toegankelijkheid van alle locaties.
- Bevorder de noodzakelijke expertise van de groepsbegeleiding. Biedt bijvoorbeeld aan basisdagbestedingslocaties, die daar behoefte aan hebben, de mogelijkheid om aan deskundigheidsbevordering te doen bijvoorbeeld via cursussen voor de medewerkers en vrijwilligers.
- Voorkom de ongewenste ontwikkeling dat de doelgroep voor de basisdagbesteding te zwaar wordt en deze mensen daardoor niet de zorg krijgen die nodig is.
- Zorg voor meer spreiding in de stad en kijk daarbij naar de kenmerken van de wijk. Gebruik daarbij de data van de gemeente en de wijkcoördinatoren zodat duidelijk wordt in welke wijk welke behoeftes liggen.
- Toegankelijkheid voor mensen met een beperking is een opdracht die is vastgelegd in het VN-verdrag. Zet bijvoorbeeld de extra Corona-gelden in ten behoeve van het toegankelijk maken van de dagbestedingslocaties en let daarbij ook op eventuele huurverhogingen.
De cliëntenraad,
5 Oktober 2021
15/11/2021: Advies over problemen bij recreatief zwemmen
De cliëntenraad heeft de berichtgeving besproken over de problemen voor recreatieve zwemmers in het Ir. Ottenbad.
In het Eindhovens Dagblad zijn meerdere stukken verschenen over het Ir. Ottenbad. Daarnaast hebben ons berichten bereikt van verontruste inwoners uit Eindhoven uit de kwetsbare doelgroepen. De gemeente heeft hierover uitleg gegeven en gemeld dat vanwege het personeelstekort vanaf 4 oktober 2021 tot en met januari 2022 het recreatief zwemmen en het Aqua-sportief is stopgezet. Hierdoor blijft er grote onzekerheid ontstaan over het voortbestaan van dit zwembad en ook onzekerheid voor het nog werkzame personeel.
Topsport kan wel doorgang vinden in het zwembad maar de recreatieve zwemmers uit Eindhoven moeten stoppen. Tevens bereiken ons berichten dat oud-medewerkers en gebruikers onvrede hebben geuit, omdat inwoners uit Eindhoven met deze maatregelen tekortgedaan worden. Wij hebben over de ontstane situatie ook het informatiesysteem van de gemeenteraad geraadpleegd en gekeken naar de afspraken die hierover destijds gemaakt zijn.
Op het moment van dit schrijven is het in heel Eindhoven niet meer mogelijk om recreatief te zwemmen. Niet in het Ir. Ottenbad, niet in het sportcentrum Eikenburg en ook niet in de Tongelreep. Dit staat in schril contrast met de afspraak die de gemeente destijds in 2016 samen met de gebruikersgroepen en de gemeenteraad maakte om passende oplossingen te zoeken voor continuering van het gebruik en het voorbestaan te waarborgen. (Commissienotitie 16R6744, pagina 9, d.d. 12 april 2016)
Verder geeft uw college middels wethouder Steenbakkers aan, dat dit personeelstekort te wijten zou zijn aan een landelijk tekort aan gekwalificeerd personeel, terwijl er tijdens in de coronacrises drie contracten beëindigd zijn. Wethouder Steenbakkers meent dat deze terecht zijn beëindigd, ondanks de oproep van het kabinet aan werkgevers om mensen met flex-contracten en uitzendkrachten in dienst te houden tijdens de coronacrises. Het kabinet wijst op de subsidieregeling Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid.
Het recreatief zwemmen is naar mening van de CRSD een ondergeschoven kindje geworden. De huidige situatie is daar een direct gevolg van, terwijl de financiële tekorten van destijds al lang weggewerkt zijn. In een tijd van grote financiële problemen kwam de wethouder met een alternatief plan. Daarin werd het afbouwen van personeelslasten opgenomen: “Het betreft naar verwachting een reductie van circa 20 fte personeel”. Eindhoven heeft echter wél extra geld over voor topsportevenementen.
De wethouder meldt in het ED dat hij meer topevenementen naar de stad wil halen. Het gaat onder meer om het EK- en het WK-zwemmen, dat jaarlijks een bedrag kost van bijna twee miljoen euro. Dit kan allemaal wel en uw college laat tegelijkertijd inwoners die recreatie-zwemmen willen zwemmen in de kou staan.
Door dit besluit krijgt het recreatief zwemmen geen prioriteit, terwijl alom bekend is dat zwemmen goed is voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. In de gezondheidsnota van de gemeente wordt terecht benadrukt hoe belangrijk bewegen is voor de gezondheid en het vrij zwemmen is daarbij cruciaal. Ook de sociale functie van het recreatief zwemmen moet niet onderschat worden: voor inwoners is dit soms ook een vorm van dagbesteding. Het betekent dus veel voor hen maar het college erkent dit blijkbaar niet.
Wij vinden dat de gemeente er voor alle inwoners van de stad moet zijn en daarbij moet er altijd specifieke aandacht zijn voor ouderen of mensen met een beperking.
Naar aanleiding van de ontstane situatie verzoekt de cliëntenraad uw college met klem om de nadelige besluiten voor het recreatief zwemmen te herzien.
De cliëntenraad is desgewenst bereid om dit ongevraagd advies nader toe te lichten.
De Cliëntenraad
15 november 2021
16/11/2021: Advies over voortgang VN-verdrag en PGE-werkzaamheden
Inleiding
In december 2006 werd het VN-verdrag vastgesteld inzake de rechten van personen met een beperking. Tien jaar later, op 12 april 2016 werd dit verdrag geratificeerd in Nederland. In januari 2017 werd in de toegankelijkheidswetgeving vastgelegd dat publieke gebouwen, bedrijven en informatie toegankelijk moeten zijn voor iedereen. In het VN-verdrag werd vervolgens afgesproken dat:
- mensen met een beperking kunnen volwaardig meedoen in de samenleving;
- zij hebben gelijke rechten en kansen;
- toegankelijkheid wordt de norm.
Tot slot kwam er een verplichting tot een integraal plan omvattende de WMO, Participatiewet en Jeugdwet.
A-avond gemeenteraad
Het Platform Gehandicapten Eindhoven (PGE) nam in 2016 het initiatief om in de gemeente Eindhoven een inventarisatie te maken van de knelpunten met betrekking tot de rechten en kansen van mensen met een beperking. Met als uitgangspunt “Praat niet over ons, maar met ons” werd informatie opgehaald bij 23 organisaties uit de stad. Informatie werd opgehaald over wonen, onderwijs, sport, werk, WMO-voorzieningen en toegankelijkheid van de openbare ruimte, gebouwen, OV en informatievoorziening.
Bij de A-avond op 28 maart 2017 werd deze inventarisatie besproken en werden verbeter- en actiepunten afgesproken. Op 3 maart 2020 volgde de tweede A-avond over dit onderwerp met als doel om te bespreken wat door de inzet van de ambtelijke organisatie bereikt was met de in 2017 afgesproken actie- en verbeterpunten. Bij deze avond werd een groot aantal betrokken organisaties uitgenodigd, met wederom het uitgangspunt “Praat niet over ons maar met ons.”
Tijdens deze A-avond werd duidelijk dat er inmiddels veel gerealiseerd is maar tevens bleek dat er ook nog veel gedaan moest worden en werden opnieuw actiepunten benoemd.
Door onze contacten in de stad, de werkbezoeken bij o.a. de basisdagbestedingslocaties, de publicaties over de toegankelijkheid van onder andere het gemeentehuis voor mensen met een fysieke beperking is ons gebleken dat het van belang is om weer met de doelgroepen in de stad in gesprek te gaan over wat, na ongeveer twee jaar na de laatste gehouden A-avond, de huidige stand van zaken is.
Voortgang Platform Gehandicapten Eindhoven
Het gesprek met de doelgroepen uit de stad werd de afgelopen jaren veelal gevoerd met de voormalige stichting Platform Gehandicapten Eindhoven. Deze stichting gaf echter in september 2020 aan dat zij haar werk om verschillende redenen niet meer naar behoren kon uitvoeren.
Afgesproken werd om de toen nog ongeveer 20 actieve ervaringsdeskundigen in twee werkgroepen te verdelen met als taakvelden “toegankelijkheid openbare ruimte” en “toegankelijkheid gebouwen en evenementen”.
De ervaringsdeskundigen gaven daarbij aan dat het van groot belang was om iemand binnen de gemeente Eindhoven aan te wijzen die de coördinatie op zich zou nemen van de te ondernemen acties. Door de cliëntenraad werd erop gewezen dat wanneer dat niet zou gebeuren, binnen korte tijd veel ervaringsdeskundigen zouden stoppen met hun werkzaamheden, omdat deze coördinatie (zowel binnen de ambtelijke organisatie alsmede als aanspreekpunt naar buiten) noodzakelijk is en niet van deze vrijwilligers kan worden gevraagd.
Nu blijkt dat onze vrees ook terecht is geweest. Er zijn nu nog maar vier ervaringsdeskundigen actief in de werkgroep Openbare ruimte. De mensen in de werkgroep Toegankelijkheid gebouwen en evenementen zijn allen met hun werkzaamheden gestopt. Uit informatie is gebleken dat een groot aantal werkzaamheden, die in het verleden werden gedaan nu niet meer worden uitgevoerd door een gebrek aan ervaringsdeskundigen. De verantwoordelijkheid wordt nu ook bij deze vrijwilligers gelegd. De cliëntenraad is van mening dat deze verantwoordelijkheid bij de gemeente Eindhoven ligt.
Er wordt nu door een oproep op de website van de gemeente gevraagd naar nieuwe ervaringsdeskundigen. Die hadden we, maar door gebrek aan coördinatie en voldoende ondersteuning vanuit de gemeente zijn die vrijwilligers gestopt. Wij zijn daar als cliëntenraad zeer teleurgesteld over.
De gemeente Eindhoven geeft aan dat op elk leefdomein m.b.t. het VN-verdrag een ambtenaar als aanspreekpunt zou worden benoemd. Uit ons beschikbare informatie is daar, in tegenstelling tot gemaakte afspraken, nog steeds geen gevolg aan gegeven. Het benoemen van aanspreekpunten neemt de behoefte aan goede coördinatie en overzicht over de stand van zaken niet weg.
Advies
Op basis van bovenstaande geven wij het volgende advies:
- Organiseer in het eerste kwartaal van 2022 weer een A-avond over de voortgang van de implementatie van het VN- verdrag voor de rechten van personen met een handicap.
- Stel een ambtenaar aan die als taak krijgt overzicht te houden over deze voortgang en die de werkzaamheden coördineert van de ervaringsdeskundigen in de klankborggroep Openbare ruimte, gebouwen en evenementen.
16 november 2021
21/12/2021: Advies aan college over taxbusvervoer
Naar aanleiding van de Taxbus vervoersproblemen in Eindhoven brengt de Cliëntenraad Sociaal Domein het navolgende advies uit.
De taxiwereld in Nederland heeft momenteel een tekort aan chauffeurs. Dat probleem speelt ook bij de uitvoering van het Taxbusvervoer in Eindhoven. Dit betekent voor de taxbusgebruikers in Eindhoven, die dit vaak als enige vervoersmogelijkheid hebben, een groot ongemak.
Wij zijn ervan overtuigd dat de vervoersbedrijven in Eindhoven zich inspannen om de gebruikers tijdig en veilig naar de geboekte bestemming te brengen. Echter door het tekort aan chauffeurs is dit de komende tijd niet altijd mogelijk om op het gewenste tijdstip een rit te boeken. Om dit probleem grotendeels op te lossen wordt gevraagd aan de gebruikers om zo veel mogelijk buiten de spitsuren te reizen. De spitsuren zijn tussen 08.00 - 10.00 uur, tussen 12.00 - 14.00 uur en tussen 16.00 – 18.00 uur. Juist in deze genoemde uren boeken de mobiliteitsbeperkende gebruikers hun ritten om naar de dokter te gaan, familie te bezoeken, boodschappen te doen of naar de dagbesteding te gaan.
Wij zijn ervan overtuigd dat de gemeente, de taxibedrijven en het mobiliteitscentrum van Taxbus er alles aan doen om het Taxbusvervoer zo goed mogelijk uit te voeren. Taxbus geeft verder aan dat, gelet op de huidige situatie, niet gegarandeerd kan worden dat er geen vertraging ontstaat. Tot slot geeft men in een brief aan de gebruikers aan, dat men nu nog niet kan inschatten hoelang deze situatie gaat duren.
De CRSD stelt het navolgende aan het college voor:
- Het is ons bekend dat het moeilijk is om chauffeurs te vinden mede omdat zij zelf de opleidingskosten van € 1.300 euro voor het verkrijgen van de vervoerspas moeten betalen. Is het mogelijk dat de gemeente Eindhoven in overleg met de vervoerders hierover een regeling treft door bijvoorbeeld een voorfinanciering van deze kosten.
- Er zijn in Eindhoven verschillende reïntegratiebedrijven, wilt u onderzoeken of er binnen hun cliëntenbestand personen met een rijbewijs zijn, die na het volgen van de vereiste opleiding de chauffeurspas kunnen behalen.
Wij hopen met de voornoemde voorstellen een bijdrage te leveren aan het oplossen van de genoemde vervoersproblemen.
De cliëntenraad is desgewenst bereid om dit ongevraagd advies nader toe te lichten.
21 december 2021
Brief aan college over besteding coronamiddelen aan toegankelijkheid basisdagbesteding
Geachte college,
De gemeente Eindhoven heeft extra rijksmiddelen gekregen in het kader van de gevolgen van de coronacrisis. Het gaat hierbij om een incidenteel bedrag van ongeveer €1,2 miljoen. De rijksoverheid heeft richtlijnen meegegeven over de besteding van deze middelen.
Het college is voornemens om deze middelen in te zetten bij partners in de stad die activiteiten uitvoeren voor inwoners voor wie de extra middelen bedoeld zijn. Hierbij wordt gedacht aan extra huisbezoeken, extra ontmoetingsactiviteiten en tijdelijke opvangplaatsen.
Graag doen wij een suggestie voor de besteding van een deel van de middelen. De gemeente is volop in de weer om dagbesteding in de wijken te realiseren. Onze leden van de werkgroep WMO hebben een groot aantal van deze wijklocaties inmiddels bezocht. Zij constateren dat de locaties niet overal voldoen aan de gebouwelijke eisen met betrekking tot toegankelijkheid. Het betreft veelal eenmalige kosten en dat zou goed passen binnen de kaderstelling van het rijk, namelijk besteding nog dit jaar.
Wij hopen op een positief antwoord en wij zijn graag bereid om ons voorstel nader toe te lichten.
Met vriendelijk groet,
De Cliëntenraad