Begroting 2021 GRWRE/Ergon en meerjarenraming
Inleiding
Gemeente Eindhoven neemt samen met vier regiogemeenten deel in de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Regio Eindhoven (GRWRE). Leden van de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten hebben zitting in het bestuur van de GRWRE. De GRWRE bestaat uit de uitvoeringsorganen Ergon en participatiebedrijf. Zij voeren samen onder de Participatiewet de voormalige Wet sociale werkvoorziening (Wsw), de loonkostensubsidie (LKS) en Beschut werk (BW) en sinds 1 januari 2018 ook de re-integratiedienstverlening voor mensen met een bijstandsuitkering.
Begin 2019 brachten wij een advies uit over het “Raadsvoorstel strategisch plan GRWRE 2019 – 2022”. In dit advies hebben wij destijds aangegeven wat wij goede uitgangspunten voor beleid vinden in dit werkveld.
In september 2019 werd ons verzocht advies uit te brengen over de begroting 2020 en meerjarenraming. In ons advies hierover hebben wij destijds gememoreerd aan het eerder uitgebrachte en nog steeds actuele advies over het strategisch plan.
Advies
Aan de Cliëntenraad Sociaal Domein wordt thans advies gevraagd over de begroting 2021 en de meerjarenraming. Wij merken op dat ons advies over het strategisch plan nog steeds actuele waarde heeft. Dat advies hebben wij wederom bijlage bijgevoegd. Aanvullend daarop hebben wij de volgende vragen:
- Belemmeringen wegnemen om aan de slag te gaan is zeer van belang. Soms moeten mensen noodzakelijke kosten maken (zoals reiskosten) om aan proefplaatsingen of stage deel te kunnen nemen. Is er een tegemoetkoming voor dit soort kosten?
- Destijds werd geconstateerd dat men de client niet kende. Hiertoe zou een inhaalslag gemaakt worden. Wat is hiervan de stand van zaken?
- Destijds werd ook geconstateerd dat de overheid als werkgever zelf achterbleef bij het nakomen van de banenafspraak. Wat is de stand van zaken in Eindhoven?
De Cliëntenraad, 10 februari 2019
Advies over onderzoek en beleidsnota Schulden en armoede
Inleiding
In opdracht van de gemeente Eindhoven heeft Purpose een onderzoek uitgevoerd naar de werking van het armoede en schulden beleid in Eindhoven. Het onderzoek bestaat uit 3 fasen: beschrijving huidige problematiek, evaluatie huidige beleid en uitvoering, en ontwerpen van een toekomstperspectief. Op basis daarvan heeft de gemeente een beleidsplan opgesteld.
Onderzoek
Een op de tien huishoudens heeft een laag inkomen. Ruim 4.000 huishoudens hebben een langdurig laag inkomen. In het rapport wordt een aantal risicogroepen met betrekking tot armoede onderscheiden: bijstandsgerechtigden, laagopgeleiden, eenoudergezinnen, alleenstaanden onder de AOW-leeftijd en migranten. De evaluatie van het huidige beleid geeft aan dat er knelpunten op alle niveaus van het armoede- en schuldendomein zijn. Zo is er behoefte aan een beleidskader, vraag naar meer leiding, regie en sturing. Ook is meer inzicht en stuurinformatie nodig. Regelingen zijn te complex en het gebruik ervan kan vergroot worden. Er wordt slechts een klein deel van de inwoners met schulden bereikt. Als oorzaak worden de generalistische aanpak, de vele overdrachten en wachttijden genoemd. Uitval en ontbreken van nazorg wijzen op minder effectieve behandeling. Dit alles vraagt om verbetering, zo wordt in het rapport geconcludeerd.
Om armoede en schulden aan te pakken worden in het rapport een aantal zaken genoemd zoals: een agenda voor de stad, opstellen van een integraal beleidsplan en het ontwerp van een nieuwe drempelloze keten. Opzet van een regieorganisatie met een leiderschapsteam, regieteam en verschillende projectteams worden voorgesteld. Een beter registratie- en meetsysteem dat zorgt voor organisatiesturing wordt als noodzakelijk gezien. Permanente scholing van de betrokken medewerkers is nodig.
Beleidsplan
Als vervolg op het bovenvermeld onderzoek heeft de gemeente Eindhoven een beleidsplan voor 2020-2024 ontwikkeld. Het onderzoek is reeds voor het begin van de coronacrisis uitgevoerd. De coronacrisis zal ongetwijfeld invloed hebben de uitwerking en implementatie van het beleidsplan. We beoordelen het beleidsplan als zeer ambitieus. We zien veel van de bevindingen uit het onderzoek omgezet worden in beleidsvoornemens. Toch vragen we ons af of de doelen binnen de gestelde termijnen haalbaar zullen zijn. Dat neemt niet weg dat we de gestelde doelen en termijnen als noodzakelijk beoordelen om het armoede- en schuldenbeleid beter op de Eindhovense kaart te zetten.
We vertrouwen erop dat de coronacrisis niet wordt gebruikt als excuus om van de gestelde doelen en termijnen af te wijken. Het aantal inwoners die met schulden in de problemen komt zal naar verwachting behoorlijk toenemen. Het onderzoek toont echter aan dat implementatie van het voorgestelde beleid noodzakelijk is.
Advies
Wij zijn door de onderzoekers en de betrokken ambtenaar goed geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek en over de inhoud van het beleidsplan. De cliëntenraad is zeer de spreken over de kwaliteit en de gedegenheid van het onderzoeksrapport. Het is een zeer kritisch rapport geworden en in het beleidsplan wordt daar door de gemeente niets aan af gedaan.
Wij zijn blij met een goed onderbouwd onderzoek, met de goede maatregelen op de korte termijn en met een goede aanzet voor beleid voor de langere termijn van de gemeente. Wij participeren graag bij de ontwikkeling van de “Agenda voor de stad”. Wij stemmen aldus in met voorstel.
De Cliëntenraad,
21 april 2020
Advies over Lokaal Educatieve Agenda 2020 - 2024 (LEA)
Inleiding
Onlangs werd het rapport uitgebracht “Toekomst van ons onderwijs” (2020). Het rapport is opgesteld door de gezamenlijke onderwijssector en pleit hierin voor “groot onderhoud”. Zij stellen dat het onderwijs een spiegel vormt van onze samenleving en een goede voorspeller is voor de samenleving van de toekomst. Dat vraagt om een brede blik, waarbij zowel voldoende aandacht is voor beroepsgerichte en algemene kennis en vaardigheden als voor waardevolle aspecten zoals burgerschapsvorming, leesplezier en creativiteit. Het vraagt ook om onderwijs dat niet alleen kwalificeert voor de arbeidsmarkt, maar waarin ook de bredere opdracht van socialisatie en persoonsvorming centraal staat, waarbij het onderwijs jongeren verder helpt bij hun ontwikkeling en in hun leven. Dit alles vraagt om sectoroverstijgend denken waarbij institutionele belangen niet leidend zijn. Nederland, zo wordt in het rapport gesteld, was lange tijd koploper in de wereld. Die positie raken we kwijt. Het aantal laaggeletterden blijft hoog, de leesvaardigheid van leerlingen daalt en er zijn steeds minder uitblinkers. En terwijl ons onderwijs een onmisbare pijler is onder onze vrijheid en democratische rechtstaat, ontwikkelen Nederlandse leerlingen relatief weinig burgerschapscompetenties. In vergelijking met andere landen ervaren leerlingen en studenten ook minder uitdaging in het onderwijs en zijn ze een stuk minder gemotiveerd. We selecteren leerlingen als ze nog maar 11 of 12 jaar zijn en rekenen leerlingen af op hun minste vak, in plaats van hun grootste talenten te waarderen en te stimuleren. Rondom de overgangen groeit het schaduwonderwijs en zijn extra inspanningen nodig gericht op een betere begeleiding, om te voorkomen dat er in het vervolgonderwijs veel studenten zijn die switchen en uitvallen. Met andere woorden werk aan de winkel. Wij hopen dat bij de uitwerking van de lokale educatieve agenda waar mogelijk wordt aangesloten op dat landelijk rapport, omdat veel van deze landelijke thema’s raakvlakken hebben met de lokale educatieve agenda.
Educatieve agenda
In de meerjaren lokale educatieve agenda 2020 – 2024 van Eindhoven spreken onderwijs, maatschappelijke instellingen en gemeente hun gezamenlijke ambities voor deze periode uit. De thema’s hierbij zijn onder andere: voorschoolse educatie, voorkomen van onderwijsachterstand, tegengaan van kansenongelijkheid, bevorderen van talentontwikkeling, tegengaan van voortijdigschoolverlaten, aanpakken van laaggeletterdheid, samenwerking onderwijs en jeugdhulp, het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregatie. De meerjaren-agenda zal vervolgens vertaald worden in een jaarlijks vast te stellen uitvoeringsplan. Voor de zomer van 2020 zal de LEA-monitor gereed zijn en deze zal mede richting zal geven aan de uitwerking van het uitvoeringsplan voor 2020.
De volgende speerpunten wordt genoemd bij het thema aansluiting onderwijs-jeugdhulp:
- Versterken van de functie opvoed- en opgroeiondersteuning .
- Verbeteren aansluiting veilig thuis en onderwijs.
- Aansluiting jeugdhulp en MBO (o.a. GGZ op MBO).
- Integrale aanpak onderwijs-jeugdhulp: 1 kind, 1 plan, 1 regisseur
Reactie en advies
De LEA is een kadernota waarin ook reeds eerder vastgestelde bestaande speerpunten (zoals VVE en VSV) alsmede nieuwe speerpunten zijn opgenomen. Goed om zo het overzicht te hebben van alle gezamenlijke inspanningen. Alle thema’s en speerpunten die genoemd zijn in lokaal educatieve agenda doen er ons inziens toe. De cliëntenraad vindt het dan ook positief dit gezamenlijk kader er ligt dat een goede basis kan zijn voor verdere constructieve samenwerking.
In de LEA wordt nauwelijks over geld gesproken. Bijna alle middelen zitten blijkbaar vast op reeds lang bestaande subsidietrajecten. Om echter een idee te krijgen wat de financiële inzet is bij al die thema’s missen wij een overzicht daarvan, alsmede missen wij wat de mogelijkheden om te prioriteren; om te schuiven tussen die budgetten. Want, eerlijk is eerlijk, de LEA barst van de goede ambities maar extra middelen zijn er niet. Wij vragen ons af of de realisatie van de speerpunten genoemd bij het thema aansluiting onderwijs-jeugdhulp zonder extra middelen te realiseren is.
In het deel “Iedereen doet mee” wordt aandacht besteed aan onder meer burgerschapsvorming, maatschappelijke diensttijd en maatschappelijke stages. Wij vragen aandacht voor het vooral betrekken van jongeren zelf bij de uitwerking van dit thema: hoe zien zij hun rol en wat vinden zij van de voorstellen?
Een voor de hand liggende aandachtspunt betreft het creëren van een veilige school. Wij vernemen uit de media dat jeugd tegenwoordig vaak met messen rondloopt, ook op scholen. Bent u het met ons eens dat dit ook in Eindhoven aan de orde is en dat daar ook op de scholen iets aan gedaan moet worden. Wij zijn benieuwd welke aanpak u hierbij voorstaat.
Een van de LEA-speerpunten is “Aansluiting Onderwijs – Jeugdhulp” en dat betreft het experimenteren middels proeftuinen met integraal arrangeren PO en VO. Hierbij staat het belang van kind voorop en niet van de school, de gemeente of de zorgaanbieder. Uitgangspunten voor de hulp daarbij zijn: dichtbij, laagdrempelig en tijdig. Logisch dat daarbij tevens wordt ingezet op duurzame samenwerking en vertrouwen tussen partijen. Dit past natuurlijk ook goed bij de ambities van de gemeente m.b.t. de transformatie-agenda Sociaal Domein. In de plannen wordt onder andere gesproken over een casemanager op school. Dat zou weliswaar een goede bijdrage kunnen zijn als ten minste deze casemanager heel goed geschoold is (“hoge kwalificaties voor aan de poort”) en veel zelf kan aanpakken. Als echter de casemanager een tussenpersoon is die slechts kijkt wat er nodig is, die vervolgens t.b.v. een noodzakelijke 2de lijnspecialist doorverwijst naar het servicebureau, die op haar beurt weer doorverwijst naar de wachtlijst van de GGZ, dan gaan we er niet op vooruit. Als dat de werkwijze zou worden hebben we veel meer kosten, veel tijdverlies en bovenal geen winst voor de client. Wij zijn heel benieuwd naar de vernieuwende en effectieve opzet van dit soort arrangementen.
In het onderdeel “Aansluiting onderwijs-jeugdhulp” lopen de LEA-partners het risico dat er sterk wordt geredeneerd vanuit de formele posities van enerzijds de gemeente (jeugdhulp) en anderzijds onderwijs (zorgstructuur en passend onderwijs). Om bij de uitwerking met name de inbreng vanuit clientperspectief te waarborgen, doen wij het aanbod om bij dit onderdeel een (pro)actieve bijdrage te leveren. Graag vernemen wij van u op welke wijze wij hieraan kunnen participeren.
Voorts vragen wij vragen ons af of hetgeen de gemeente tot op heden heeft geregeld ten aanzien van de inkoop van specialistische jeugd niet het grootste knelpunt zal zijn om onderwijsjeugdhulp arrangementen van de grond te krijgen: de honderden aanbieders van jeugdhulp en een tussenlaag in de vorm van een gemeentelijk bureau jeugdzorg (“servicebureau”). Eén jongere, één plan en één regisseur gaat zo anders nooit werkelijkheid worden. Wellicht kan de gemeente overwegen om schoolpsychologen bij de GGD opnieuw in te stellen.
Voor wat betreft het thema “Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt” wordt in de LEA weliswaar verwezen naar een ander regionaal plan hierover, echter wij vragen hier toch aandacht voor. Daarmee doelen wij niet op een abstract verhaal over de verhouding onderwijs en arbeidsmarkt maar over de concrete problematiek die zich zowel landelijk, regionaal als lokaal voordoet. Er is een groot tekort aan personeel in de zorg (o.a. in de verpleging), in de techniek (onder andere in de metaal en bouw) en in het onderwijs (met name basisonderwijs). In een gezamenlijk plan zoals LEA zou een hoofdstuk hierover niet misstaan. Daarin zou onder andere de ambitie kunnen worden uitgesproken extra aandacht te besteden aan het promoten van studierichtingen die bijdrage leveren aan het opheffen van het tekort aan personeel.
Wij zijn nieuwsgierig naar de wijze waarop de activiteiten in het kader van de LEA concreet zullen worden vormgegeven en wat de meetbare effecten ervan zullen zijn. Dit laatste is belangrijk omdat wij daar nu nog geen duidelijk beeld van hebben, aangezien de beoogde resultaten redelijk algemeen zijn geformuleerd. Wij verwachten dat in de uitwerking hierover meer duidelijkheid zal komen. Wij vermenen graag uw reactie en wij worden graag van de ontwikkelingen op de hoogte gehouden.
De Cliëntenraad,
4 februari 2020
Advies over evaluatie Persoonsgebonden budget (pgb)
Inleiding
Inwoners, zo is wettelijk geregeld, kunnen hun noodzakelijke hulp grofweg op twee manieren ontvangen: middel ZIN (Zorg in Natura) of middels pgb (Persoonsgebonden Budget). Bij Zorg in Natura is de gemeente de regisseur van de hulp zowel op stedelijk niveau (inkoop en subsidiëring) als op individueel niveau (casemanagement). Bij een Persoonsgebonden Budget is de patiënt/cliënt/gebruiker zelf de regisseur en managet deze zijn noodzakelijke individuele hulp.
De CRSD is een groot voorstander van pgb omdat eigen regie de optimale mogelijkheid biedt om daadwerkelijk tot maatwerk te komen: om de gewenste hulp dichtbij te organiseren, om de eigen hulpverleners uit te kiezen en om zelf de integraliteit en kwaliteit te bewaken. Dat vraagt het nodige van hulpvrager (verantwoordelijkheid en verplichtingen) maar daar staat dan ook veel tegenover (eigen regie en hulp op maat).
Van de duizenden aanvragen per jaar voor hulp en ondersteuning wordt slechts een klein deel (± 10 %) ingezet middels pgb. Eindhoven kent momenteel ongeveer 1000 budgethouders tezamen voor WMO en Jeugdwet.
Hoewel dus de keuze tussen ZIN en pgb wettelijk is verankerd, stellen gemeenten nadrukkelijk voorwaarden aan het verkrijgen van hulp middels pgb. Dit doen gemeenten om de garantie te hebben dat de beschikbaar gestelde financiën ook daadwerkelijk wordt ingezet voor het beoogde doel. Daartoe wordt er gebruik gemaakt van onder meer een verplichte pgbvaardigheidscheck en een Persoonsgebonden Budgetplan.
De CRSD wordt gevraagd om advies te geven over de adviesnota “Evaluatie Persoonsgebonden Budget”. Wij hebben bij de totstandkoming van ons advies mede gebruik gemaakt van de inbreng van de PGB-ambassadeurs.
Advies
- Wij zien in de nota dat het aantal pgb-toekenningen terugloopt, maar we zien geen afdoende verklaring daarvoor. Kunt u dit nader onderzoeken?
- Er zijn nu twee soorten pgb-plannen: een voor Jeugd en een voor WMO. Wij zouden echter meer differentiatie willen: specifieke plannen voor mensen met progressieve of chronische ziektes en/of aandoeningen. Zij zetten hun plannen namelijk niet in om tot verbetering te komen. Bent u bereid om deze differentiatie te realiseren?
- PGB-houders hebben te maken gekregen met zorgaanbieders die stopten met hun dienstverlening vanwege niet toereikende tarieven. Bent u bekend met dit gegeven en bent u het met ons eens dat dit een zeer ongewenste situatie is?
- De vaardigheid van potentiële pgb-houders wordt getoetst. Welke ondersteuning biedt de gemeente opdat mensen zich hierin kunnen ontwikkelen?
- Op de website van de gemeente is geen informatie te vinden over de vaardigheidstoets alsmede ontbreek de klachtenprocedure. Bent u bereid deze lacune op te heffen?
- Op welke wijze voorziet de gemeente pgb-aanvragers actief van informatie?
Inzet Onafhankelijke cliëntondersteuning
Voor sommige mensen blijft het lastig om een pgb-plan in te vullen. Wordt hier ook gewezen op onafhankelijke cliëntondersteuning? Heeft de gemeente inzichtelijk hoeveel mensen hier gebruik van maken? Voorziet de gemeente hierover pgb-aanvragers en pgb-houders actief van informatie.
Mede door de hiervoor vermelde kwesties heeft de cliëntenraad al eerder aangegeven dat er sprake lijkt van een pgb-ontmoedigingsbeleid. Veel pgb-houders en pgb-aanvragers ervaren dat pgb niet een volwaardig alternatief is voor ZIN, waar dat nu juist wel zou moeten. Wij roepen de gemeente op om alles in het werk te stellen om pgb een meer dan volwaardig alternatief te laten zijn. De CRSD gelooft in eigen regie en daarmee in integrale hulp, hulp dichtbij en maatwerk. Deze Idealen (vaak transformatie genoemd) predikte de gemeente met enthousiasme wel in haar beleidsnota’s over Wmo (ZIN) en Jeugd (ZIN), maar bij het pgb-beleid missen wij nog steeds die gedeelde idealen en dat enthousiasme.
De Cliëntenraad,
10 februari 2020.
Advies over onafhankelijke clientondersteuning en second opinion
Inleiding
De gemeente Eindhoven verzoekt de cliëntenraad om een advies uit te brengen over het college-advies van 20 januari 2020 “Doorontwikkeling clientondersteuning en continuering second opinion”. De collegenotitie betreft feitelijk twee separate vormen van ondersteuning voor cliënten te weten (onafhankelijke) cliëntondersteuning en second opinion. Bij het collegeadvies behoren twee bijlagen die over de twee genoemde vormen van ondersteuning gaan.
Cliëntondersteuning
Het college is binnen het Sociaal Domein wettelijk verplicht gratis onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO) beschikbaar te stellen voor inwoners met een ondersteuningsvraag op alle gebieden van het sociaal domein: preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
Cliëntondersteuning vindt merendeels plaats door familieleden, vrienden en buren (bijvoorbeeld meegaan naar het ziekenhuis). Aanvullend daarop zijn er vrijwilligers die cliëntondersteuning aanbieden met bijvoorbeeld het invullen van formulieren zoals door KBO of FNV. Vervolgens zijn er instellingen die binnen hun reguliere werkwijze professionele cliëntondersteuning aanbieden zoals WIJeindhoven. Tot slot zijn er een aantal instellingen die onafhankelijke professionele cliëntondersteuning aanbiedt zoals MEE en Lumens. Totaal gaat hierbij jaarlijks om ongeveer € 400.000 aan financiering.
- In het evaluatierapport wordt aangegeven dat:
- OCO onvoldoende bekend is bij de inwoners van Eindhoven.
- De vraag is hoe de meest kwetsbare doelgroep bereikt kan worden.
- Er geen zicht is op de kwaliteit van de aanbieders van clientondersteuning.
- Er weinig samen wordt gewerkt in deze sector.
- Meer regie wenselijk is.
Overwegingen en advies clientondersteuning
Onafhankelijke cliëntenondersteuning wordt door 17 instellingen verzorgd, terwijl er maar € 400.000 financiering in omgaat. De vraag is of dat een goed construct is: voor alle doelgroepen een vorm van ondersteuning. Sommige kleine instellingen bieden over alle onderdelen van het sociaal domein ondersteuning. De vraag is dan hoeveel deskundigheid aanwezig is. Zoals chirurgen slechts deskundig worden geacht als ze veelvuldig bepaalde operaties verrichten zo kunnen cliëntondersteuners alleen deskundig zijn bij voldoende volume, dus veelvuldig adviseren op specifiek terrein. Daarnaast speelt mee dat veel regelingen jaarlijks veranderen en sommige onderdelen van het sociaal domein heel complex zijn: combinaties met WLZ, complexe zorg, jeugdhulp in gedwongen kader, arrangementen jeugdhulp en onderwijs enz.
Aanvullend op hetgeen ambtelijk in het evaluatierapport wordt vermeld, constateren wij dat er in deze evaluatie geen antwoorden worden gegeven op voor de hand liggende vragen zoals:
- Welke instelling welk bereik had?
- Hoeveel personen bereikt werden?
- Welke hulpvragen het vooral betroffen?
- Welke doelgroepen hier nu juist wel of geen gebruik van maakten?
Daarmee constateren wij dat er sprake is van kwantitatief en kwalitatief beperkte evaluatie. De vraag is of op basis hiervan nieuw beleid kan worden geformuleerd. In de adviesnota wordt gevraagd om in te stemmen met de doorontwikkeling van het beleid ten aanzien van (onafhankelijke) cliëntondersteuning. Wij denken natuurlijk graag mee in de ontwikkeling naar een beter beleid van (onafhankelijke) cliëntondersteuning en geven hierbij alvast de volgende aandachtspunten mee:
Regie
De gemeente moet regie voeren: zorgen voor voldoende samenhang bij het aanbod van OCO’s, komen tot het vaststellen van visie op OCO, kerndeskundigheid en kwaliteitseisen. Cliëntondersteuners moeten gevraagd worden om te signaleren bij structurele problemen in het zorgstelsel.
Organisatie
Het aanbod van OCO dient divers te zijn en waar nodig integraal. De inwoner moet zelf haar of zijn cliëntondersteuner kunnen kiezen, die bij de specifieke situatie past. De OCO dient georganiseerd te worden bij (de toegang tot) een hulpvraag in het sociaal domein en zo mogelijk tijdens het gehele traject. Nu blijkt dat OCO vaak pas besproken wordt wanneer er een conflict ontstaat tussen generalist en hulpvrager. Overigens is de cliëntenraad van mening dat de stichting WIJeindhoven geen onafhankelijke cliëntondersteuning kan bieden. Zij heeft taken als toegangsbepaler tot (de tweede lijn) voorzieningen en is daarom niet onafhankelijk.
Communicatie
Onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO) is bedoeld voor het gehele sociale domein: Jeugdwet, Participatiewet, schulden, onderwijs, zorg, wonen, werk en inkomen. Dat is bij veel (kwetsbare) inwoners van de stad onbekend en moet dus veel beter gecommuniceerd worden. Bekendheid van OCO loopt terug: in 2018 was 34% van de mensen met een hulpvraag bekend met OCO, in 2019 nog maar 30%. Een extra reden om beter te communiceren. Maak een communicatieplan met daarin de opdracht: hoe bereiken wij de (kwetsbare) inwoners van de stad. Werk hierbij wijkgericht en gebruik daartoe de al bestaande netwerken in deze wijken.
Second opinion
De gemeente biedt de inwoners de mogelijkheid om op een laagdrempelige manier een second opinion aan te vragen. Een onafhankelijk expert beoordeelt dan de voorgenomen indicatie en geeft binnen 10 werkdagen een advies, dat voor de gemeente zwaarwegend is. De inwoner krijgt dus pas na de second opinion een definitief besluit, waartegen hij desgewenst alsnog in bezwaar en beroep kan gaan. Er is door de gemeente één instelling aangewezen die deze second opinion uitvoert: de landelijke instelling Radar. Jaarlijkse kosten € 80.000. Jaarlijks worden er meer dan 10.000 aanvragen door de gemeente verwerkt. De afgelopen 2 jaar zijn er 240 aanvragen second opinion ingediend. In ongeveer de helft van deze zaken was de onafhankelijke expert het niet eens met het eerder door de gemeente voorgenomen besluit en krijgt de inwoner alsnog geheel of deels de voorziening die hij had aangevraagd.
Overwegingen en advies second opinion
Er ligt een duidelijke evaluatie over second opinion. De conclusie daarvan is dat het een goed aanvullend instrument voor cliënten om gehoord te worden. Wij zijn het eens met deze conclusie: het is een goed instrument en goed georganiseerd. Ons advies luidt dan ook: continueer de second opinion. De gemeente verdient overigens een compliment omdat zij de enige gemeente in Nederland is die second opinion aanbiedt.
De Cliëntenraad,
18 februari 2020